“Met een formule van Design & Build stevent de VRT regelrecht op middle-of-the-roadarchitectuur af”, schreef Geert Sels in De Standaard. Architect Philip Adam komt als alternatief voor een design & Build-formule op de proppen met een interessant voorstel waarbij de architectuurkwaliteit primeert maar waarbij de opdrachtgever toch garanties krijgt met betrekking tot de financiële haalbaarheid.
Het nieuwe VRT-gebouw blijft de architectonische gemoederen bedaren. In De Standaard van 26 maart legde Geert Sels nogmaals de vinger op de wonde. Omdat het winnend ontwerp van Robbrecht & Daem, Dierendonckblanke budgettair niet haalbaar bleek te zijn, werd het in de vuilbak gekieperd en werd een Design & Build uitgeschreven waarbij aannemers en architecten samen een voorstel indienen. In plaats van een Open Oproep met de fine fleur van de internationale architectuurwereld, wordt het volgens Geert Sels een middle of the road-architectuur waarbij niet de architect maar de aannemer het voortouw neemt.
Is het niet mogelijk om het algemene principe van een architectuurwedstrijd waarbij de architectuurkwaliteit te combineren met enige budgettaire garanties voor de opdrachtgever. Volgens architect Philip Adam kan het wel degelijk en is het zelfs niet zo moeilijk op poten te zetten, zoals hij uitlegt in onderstaande column.
"Het verhaal is ondertussen genoegzaam bekend. Na een architectuurwedstrijd die via een open oproep werd gelanceerd door de Vlaamse bouwmeester bleek het winnende project van Robbrecht en Daem te duur en werden de architecten door de VRT aan de deur gezet. De Brusselse bouwmeester verweet de aannemers te hoge prijzen te hebben gevraagd; de Vlaamse Confederatie Bouw reageerde daarop met het aanprijzen van “design and build” als een beter alternatief voor architectuurwedstrijden. De VRT heeft klaarblijkelijk nu haar keuze gemaakt en lanceerde onlangs een design and build procedure voor een (kleiner) gebouw. Hoe men het nu ook draait of keert : architecten en architectuurwedstrijden komen niet ongeschonden uit dit verhaal….
Design and build
Het debacle van het VRT-gebouw is eens te meer een voorbeeld van de zwakke positie waarin architecten zich bevinden als ze meedoen aan een architectuurwedstrijd. De bouwheer krijgt dan wel een keur aan ontwerpen van onafhankelijke architecten, maar hij heeft geen enkele prijs- en termijngarantie. Het is dan steeds bang afwachten of de offertes voor de uitvoering van het winnende ontwerp binnen de raming zullen liggen. Het credo dat “architectuur” geld mag kosten, gaat alleen op voor zoverre de bouwheer bereid is om daarvoor te betalen. Een schitterend ontwerp dat de wedstrijd wint, maar financieel onhaalbaar is voor de bouwheer, zal in de prullenmand belanden.
Design and build biedt ook het voordeel dat naast de prijs- en termijngarantie de professionele kennis van een aannemer van in de ontwerpfase wordt ingeschakeld. Het bouwen wordt steeds complexer; het is voor een architect praktisch onmogelijk geworden om het bouwproces nog volledig te beheersen. In een architectuurwedstrijd ontbreekt de inbreng van de aannemer volledig tijdens de ontwerpfase.
Er zal dus een oplossing moeten gevonden worden om bij architectuurwedstrijden de creativiteit van de architect te koppelen aan de beroepskennis en de ervaring van de aannemer, zodat een kwalitatief project aan de bouwheer kan worden voorgesteld, mét een prijs- en termijngarantie. De aannemers stellen uiteraard een “design and build” procedure voor als een betere methode, maar nochtans bestaat de mogelijkheid om onder de huidige wetgeving in een architectuurwedstrijd voor een prijs- en termijngarantie te zorgen. De bouwheer kan immers aan de deelnemende architecten vragen om, als onderdeel van de in te leveren wedstrijddocumenten, een offerte van een aannemer naar hun keuze bij het ontwerp te voegen. De uitvoeringsprijs en de voorgestelde uitvoeringstermijn worden dan essentiële elementen in de beoordeling van een ontwerp ; onaangename verrassingen na de bekroning van een ontwerp worden op die manier uitgesloten. De architect zal uiteraard een aannemer voorstellen waarvan hij uit ervaring weet dat die een goede prijs/kwaliteit verhouding heeft. Met een dure aannemer zal hij de wedstrijd niet winnen, met een kwalitatief sterke aannemer zal hij minder risico hebben op problemen tijdens de uitvoering. De bouwheer kan er enkel maar baat bij hebben.
Er zal dus een oplossing moeten gevonden worden om bij architectuurwedstrijden de creativiteit van de architect te koppelen aan de beroepskennis en de ervaring van de aannemer, zodat een kwalitatief project aan de bouwheer kan worden voorgesteld, mét een prijs- en termijngarantie.
Wedstrijddossier
Het is eerder ongebruikelijk dat een architect zelf een aannemer voorstelt voor een offerte. Nochtans is het een architect onder de huidige wetgeving niet verboden om een aannemer aan te bevelen ; men mag echter als architect de bouwheer niet “verplichten” om met een aannemer te werken. In een architectuurwedstrijd is daar de facto aan voldaan want de bouwheer is vrij om al dan niet het voorgestelde team te kiezen. Ook deontologisch is het geen probleem : men kan bezwaarlijk een architect een gebrek aan onafhankelijkheid verwijten als hij op vraag van de bouwheer een offerte vraagt aan een aannemer die hij aanbeveelt.
Deze werkwijze vraagt natuurlijk een grotere inspanning van de deelnemende architecten; het wedstrijddossier moet meer uitgewerkt worden zodat de aannemer een exacte prijsbepaling kan maken.. Daarom moet een dergelijke wedstrijd in stappen gebeuren zodat niet elke deelnemer veel werk moet leveren om tot een projectvoorstel met een offerte te komen. In een eerste stap kan er uit de kandidaten voor de architectuurwedstrijd een selectie worden gemaakt op basis van hun referenties. De geselecteerde architecten kunnen dan in een tweede fase, op basis van het bouwprogramma van de bouwheer, hun ideeën en visie uitwerken in een schetsontwerp. Uit die voorstellen wordt dan een beperkt aantal architecten gekozen die een uitgewerkt ontwerp maken met daarbij een offerte van een aannemer die ze zelf kiezen. De winnaar krijgt uiteraard het project toegewezen ; voor de anderen kan de bouwheer een vergoeding voorzien voor het geleverde werk. Uiteraard kan ook de aannemer een deel van het wedstrijddossier voor zijn rekening nemen (bvb. het opmaken van meetstaten) maar dat kan elk team onderling overeenkomen.
Voordelen.
Deze procedure heeft onmiskenbaar een aantal voordelen.
Vooreerst blijft het een architectuurwedstrijd zodat een bouwheer het volledig creatief potentieel van alle deelnemende architecten kan benutten. De architect blijft daarbij het eerste aanspreekpunt van de bouwheer.
De bouwheer krijgt in de eindfase van de wedstrijd naast een aantal kwalitatieve projecten ook meteen de garantie dat het project binnen zijn budget past.
De aannemers die na de fase van het schetsontwerp een offerte maken, weten op dat moment dat het ontwerp bij een beperkt aantal geselecteerde projecten zit en dus een redelijke kans heeft om te worden uitgevoerd.
De beroepskennis van de aannemer wordt bovendien al van bij het uitwerken van het ontwerp ingeschakeld om het project kwalitatief beter te maken.
En voor de architect is het een geruststelling dat hij op voorhand weet dat zijn project voor de bouwheer betaalbaar zal blijven.
Orde van architecten.
Het meest essentiële in deze werkmethode is dat de klassieke driehoek bouwheer-architect-aannemer blijft bestaan, in tegenstelling tot bij design and build. De positie van de architect in design and build is inderdaad nogal “onduidelijk”. De Architectenwet van 1939 past immers als een tang op een varken als het gaat over hedendaagse bouwfenomenen als design and build, bouwteams, PPS,… De Orde van architecten kijkt nogal zorgelijk naar bouwformules waarbij de architect wordt aangesteld door een aannemer. Men vreest, en niet helemaal ten onrechte, dat de onafhankelijkheid van de architect daarbij in het gedrang kan komen. De contracten die bij dergelijke bouwformules worden gehanteerd zijn bovendien dikwijls juridische spitstechnologie om te kunnen voldoen aan de wet van 1939. Soms lukt zelfs dat niet helemaal : bijvoorbeeld de contracten van Scholen van Morgen werden deels door de rechtbank teruggefloten. Deze bouwformules blijven nog altijd een juridische schemerzone.
Men kan dus onder de huidige wetgeving tegemoetkomen aan de vraag van de bouwheer om bij een wedstrijdontwerp een prijs- en termijngarantie te krijgen. Het is verwonderlijk dat deze manier van werken in de praktijk zelden of nooit werd toegepast. Het zou nochtans voor alle partijen een goede oplossing zijn, ook voor de Vlaamse Bouwmeester. Maar niettemin is het dringend tijd dat de wet van 1939 wordt aangepast zodat in design and build, bouwteams, PPS,… de positie van de architect een duidelijk wettelijk kader krijgt. Want nu worden vooral de advocaten daar beter van."
Philip Adam is lid van de Nationale Raad van de Orde van architecten, maar heeft dit artikel in eigen naam geschreven.