Dat de bouwsector boter op het hoofd heeft als het over de klimaatproblematiek gaat, is een understatement. De rol van de architecten mag hier niet in onderschat worden. Alle projecten die op de verkeerde locatie gebouwd zijn en alle gebouwen die nodeloos veel energie verslinden en ons opgezadeld hebben met meer CO², minder ruimte en minder biodiversiteit, zijn stuk voor stuk ontstaan op de tekentafels van de architecten. Architecten vormden dus, net als aannemers en projectontwikkelaars, lange tijd een belangrijk deel van het probleem. Is dat vandaag verleden tijd? Heeft het voortschrijdend inzicht over de milieuproblematiek ervoor gezorgd dat architecten vandaag eerder een deel van de oplossing zijn geworden? Onmogelijk om daar een eensluidend antwoord op te geven.
Dat architecten de voorbije decennia gezondigd hebben tegen zowat alle belangrijke principes van de klimaatproblematiek, kan je hen moeilijk kwalijk nemen. Los van enkele visionairen zoals Luc Deleu “(Weinig of niets bouwen is misschien wel de beste architecturale bijdrage van het derde millennium”) en bOb Van Reeth (Architectuur kan zich meestal niet gedragen. Architectuur is bijna altijd onbeleefd, bijna altijd pretentieus), heeft het erg lang geduurd eer de maatschappij en de architecten tot het besef gekomen zijn dat het totaal onverantwoord is om het platteland af te nemen van de koeien (cfr. bOb Van Reeth), om ruimtelijk boven onze stand te leven, om onnodig bestaande gebouwen te vervangen door nieuwbouwprojecten, om ontwerpfouten te compenseren met energieverslindende airco’s, ….
Dat inzicht en dat besef zijn er nu wel. Impliceert dit dat je architecten die vandaag nog dezelfde fouten maken, wel degelijk met de vinger mag wijzen? Onze Architectura-columnist Filip Canfyn vindt alleszins van wel. In een recente Steen & Been met de toepasselijke titel Pek en Veren, haalt hij vernietigend uit naar een spiksplinternieuwe designvilla die hij opmerkte in the middle of nowhere in Rollegem. “Deze dure grap die pretentieus solliciteert naar publicatie in de weekendbijlage van De Tijd , is een goedkope aanslag op het glooiende landschap.”
We mogen veronderstellen dat de architect die deze woning ontwierp zich ook bewust is van de ecologische impact van hetgeen hij ontworpen heeft. Normaal gezien is hij ook op de hoogte van het discours rond de noodzaak van ruimtelijke nederigheid. Hij (of zij) zal toch ook inzien dat hij hiermee een deel van het probleem vormt en de oplossing dwarsboomt?
Waarom ontwerpt hij dan toch een dergelijke villa? Filip geeft zelf het antwoord in zijn column. “Ik weet al wat hij of zij zal antwoorden als excuses voor deze wandaad. ‘Als ik het niet doe, doet een andere architect het en wat hebben we dan gewonnen.’
Met andere woorden, de economische wetmatigheid en de profileringsdrang halen het hier van het maatschappelijk bewustzijn. Vraag is of we dat de architect kwalijk mogen/moeten nemen. Een moeilijke kwestie. Het is zeker niet evident om vandaag als architect het hoofd boven water te houden. Niet onlogisch dus dat het maatschappelijk bewustzijn regelmatig het onderspit moet delven voor financieel gewin als zich een dergelijke opportuniteit aanbiedt. Goedkeuren kunnen we het niet, begrijpen wel.
Hoe dan ook kunnen we alleen maar het tij keren als meer architecten het lef hebben om hun opdrachtgever te wijzen op de ecologische impact van hetgeen ze willen bouwen. Architecten moeten het programma van eisen in vraag durven stellen en waar nodig de opdracht weigeren. En dat hoeft zeker geen financiële aderlating te zijn. Eerder integendeel. Opdrachten weigeren en in vraag stellen leidt niet noodzakelijk tot minder opdrachten. Mooi voorbeeld daarvan is RE-ST dat onlangs de Pioneer Award van de Belgian Building Awards won voor hun pleidooi van het niet-bouwen en het opwaarderen van de zwerfruimte. Akkoord, ze hebben al wedstrijden verloren omdat ze met een voorstel op de proppen kwamen om niet te bouwen, hoewel dat niet de opdracht was. Maar anderzijds hebben ze al opdrachten gewonnen juist door die tegendraadsheid. En door zich op die manier te profileren, worden ze vooral gecontacteerd door opdrachtgevers die gecharmeerd zijn door hun visie. Het probleem dat ze iets moeten ontwerpen waar ze niet achter staan, komt dus in principe niet voor.
En RE-ST is hiermee zeker geen alleenstaand geval. Juist door consequent de visie op ruimtelijk rendement door te trekken in hun ontwerpen, weten architecten de ‘juiste’ opdrachtgevers aan te trekken en kunnen ze samen met hun opdrachtgever een deel van de oplossing vormen in plaats van een deel van het probleem. “Niet-duurzame projecten weigeren, levert architecten op lange termijn alleen maar meer opdrachten op”, zei Luc Eeckhout van evr-architecten tijdens het panelgesprek rond futureproof ontwerpen dat ik in opdracht van de Vlaamse Raad van de Orde van Architecten mocht modereren op ARCHITECT@WORK Brussels. Collega-panellid Pieter Verfaillie van bow architecten zat volledig op dezelfde golflengte: “Doordat je zulke opdrachten weigert, komt er enerzijds automatisch meer ruimte voor ontwerpen die wél klimaatadaptief zijn en word je anderzijds alleen maar beter in dat klimaatadaptief ontwerpen, omdat je het vaker doet.”