Er komt maar geen einde aan de sloopwerken in Hasselt. Na het Concentra-gebouw, de Uilenspiegel, de Drugstore en de Gelatinefabriek, moeten nu ook de bedrijfsgebouwen van Prima Tours en Bits & Bytes onder de sloophamer. In hoeverre is het verantwoord om markante gebouwen van slechts enkele decennia oud met de grond gelijk te maken en te vervangen door nieuwbouw?
“Hasselt is nogal veranderd”, zei één van mijn collega’s die na twee maanden thuiswerk nog eens op kantoor kwam werken in Hasselt. Inderdaad. Vanuit ons kantoor hoor en zie ik met pijn in het hart hoe bulldozers de Gelatinesite met de grond gelijk maken. De Gelatinesite vormt zowat de laatste restant van het industrieel erfgoed van Hasselt. Met uitzondering van de schoorsteen en het vroegere bedrijfsgebouw van De Gregorio en Koen van Mechelen – een doekje voor het bloeden – gaat alles onherroepelijk tegen de vlakte. Zonde en een gemiste kans, ook al waren de gebouwen in zeer slechte staat.
Poponcini en Simoni
Voor de Gelatinesite kan je bouwvalligheid nog als reden aandragen om de sloop te rechtvaardigen, maar dit argument gaat geenszins op voor andere gebouwen die tegen de vlakte moeten. Langs de Demer rest enkel nog een hoop puin van wat tot voor kort het elegante bedrijfsgebouw vormde van Bits & Bytes, in 1990 gebouwd naar de plannen van Mauro Poponinci en Vittorio Simoni die het interieur voor zijn rekening nam.
Een markant gebouw dat terecht deel uitmaakte van de tentoonstelling en route van Architectuurwijzer in 1992 waarbij een vakjury een selectie maakte van 50 markante en recente architectuurprojecten in Limburg.
In dezelfde selectie zat ook het bedrijfsgebouw van Prima Tours op de hoek van de Kempische Steenweg en de Walenstraat, een project van architectenbureau Delta van Albert en Juul Vanleysen. Ook dat gebouw dat zeker voor die tijd blijk gaf van een originele vormgeving moet binnenkort tegen de vlakte, hoewel het slechts dertig jaar oud is. McDonalds heeft een vergunning aangevraagd om het te slopen om er een volledig nieuw restaurant op te bouwen.
De route en tentoonstelling van Architectuurwijzer in 1992 verslaan was voor mij één van mijn eerste architectuuropdrachten als journalist. Ik herinner me nog levendig hoe Luc Vanmuysen, toen aan het begin van zijn carrière en vandaag vennoot van a2o architecten met veel vuur en passie een lans brak voor de hedendaagse architectuurprojecten waar ik en zo velen anderen als leek weinig oog voor hadden. Zijn vonk is alleszins overgeslagen, wat die tentoonstelling vormde de basis van de organisatie onder dezelfde naam die vandaag nog met veel succes en erkenning architectuurcultuur in Limburg onder de aandacht brengt.
Pareltje van modernistische architectuur
Het was diezelfde Luc Vanmuysen die in 2016 een oproep lanceerde om het oude bedrijfsgebouw van Het Belang van Limburg te redden nadat de uitgever had laten weten het te willen slopen. “Zonde”, vond Luc Vanmuysen. Hij bestempelde het ontwerp van Luc Delhaise en Michel Jaspers als een pareltje van modernistische architectuur en deed een oproep naar de Stad Hasselt, het Agentschap Onroerend erfgoed om hetzelfde engagement te tonen voor onze modernistische architectuur als voor ons eeuwenoud patrimonium.
Volgens Philip Demot van projectontwikkelaar DMI (nu Ciril) werden verschillende scenario’s onderzocht, waaronder ook het scenario met behoud van het kantoorgebouw. Dit scenario werd uiteindelijk niet weerhouden omdat het economisch niet haalbaar bleek een masterplan te ontwikkelen met behoud van het bestaande kantoorgebouw.
Daarmee wordt meteen de vinger op de wonde gelegd: in de meeste gevallen is het financieel interessanter om af te breken dan om te renoveren.
Daardoor blijft er vandaag niets meer over van het iconische gebouw dat volgens Luc Vanmuysen hem en wellicht veel anderen inspireerde om later voor het vak van architect te kiezen.
Luc Vanmuysen haalt terecht aan dat er inzake het behoud van relatief jonge gebouwen heel anders wordt omgegaan met eeuwenoud erfgoed als met jongere uitingen van cultuurgeschiedenis. De publieke opinie heeft het er veel minder moeilijk mee als een bedrijfsgebouw van enkele decennia oud moet verdwijnen dan wanneer men zou raken aan eeuwenoude panden, zeker wanneer deze beschermd zijn. Het terechte protest dat er gekomen was na de mogelijke plannen om het Begijnhof in handen te geven van een projectontwikkelaar, liet aan duidelijkheid niets te wensen over.
Die verontwaardiging bij de bevolking is er niet of nauwelijks wanneer recente gebouwen eraan moeten geloven. Zeker ook omdat de doorsnee leek dergelijke gebouwen in de meeste gevallen niet eens mooi vindt.
Uilenspiegel
Voor gebouwen die niet beschermd zijn maar toch een wezenlijk onderdeel vormen van het erfgoed van de stad, krijgen het stadsbestuur en projectontwikkelaars het relatief gemakkelijk verkocht om deze te laten slopen. Mooi voorbeeld daarvan is café Uilenspiegel. Hoewel het een icoon vormde voor de Hasseltse boulevard, is er weinig weerwerk geboden toen het plaats moest ruimen voor het zoveelste residentiële nieuwbouwproject. De Uilenspiegel was een prachtig pand waar je onmogelijk langs kon kijken als je op de boulevard reed. Dat de projectontwikkelaar het project residentie Uilenspiegel noemt en zelfs delen van de oude gevel gaat hergebruiken, mag goed bedoeld zijn, maar zullen veel Hasselaren eerder zien als extra zout in de wonde dan als een pijnverzachter.
De Uilenspiegel maakte deel uit van het collectief geheugen van elke Hasselaar en dat alleen zou, los van de vraag of het geklasseerd is of niet, een argument moeten vormen om het niet verloren te laten gaan.
Vanuit nostalgisch en architectuurhistorisch oogpunt zullen zowel de chauvinistische Hasselaren als de architecten en architectuurliefhebbers mij gelijk geven als ik zeg dat deze gebouwen beter niet afgebroken waren.
Vanuit nostalgisch en architectuurhistorisch oogpunt zullen zowel de chauvinistische Hasselaren als de architecten en architectuurliefhebbers mij gelijk geven als ik zeg dat deze gebouwen beter niet afgebroken waren.
Ecologisch onverantwoord
Maar ook als je de zaken vanuit een ecologische bril bekijkt, doet de afbraak van deze markante gebouwen veel vragen oproepen. Het argument dat meestal aangehaald wordt om een afbraak en vervangingsbouw te verantwoorden, is dat het niet haalbaar is om het gebouw te laten voldoen aan de hedendaagse eisen van comfort en energieverbruik. Maar is dat wel zo? Er zijn vandaag tal van voorbeelden waar degelijke modernistische of nog jongere gebouwen opgewaardeerd zijn tot energievriendelijke, ecologische en hedendaagse gebouwen.
En als je de kantoormarkt in Antwerpen en Brussel bekijkt, valt op hoeveel zogezegd afgeleefde panden een tweede leven hebben gekregen zonder afbraak en heropbouw. Dat de gebouwen van de Gelatinefabriek of zelfs Uilenspiegel te zeer verrot zijn om te behouden, kan ik nog enigszins begrijpen. Maar dat de bedrijfsgebouwen van Bits & Bytes, Prima Tours en Het Belang van Limburg na 3 of hoogstens 6 decennia te zeer afgeleefd zouden zijn om ze te behouden, valt toch moeilijk uit te leggen. Een bedrijfsgebouw bouw je toch niet voor maar dertig jaar?
Materialen wegen zwaarder door qua impact dan het energieverbruik
Puur vanuit energetisch oogpunt, is het aannemelijk dat een nieuwbouw performanter en energiezuiniger is dan een opgepimpt gebouw van enkele decennia oud. Maar duurzaamheid houdt veel meer in dan enkel het energievraagstuk. Vandaag is het perfect mogelijk om zelfs voor een renovatie een (bijna) energieneutraal gebouw te maken.
Daardoor speelt de rol van de materialen vandaag een veel grotere rol in de ecologische impact dan de technieken. Daarom zal op ecologisch vlak het behoud en opwaardering van een gebouw op langer termijn bijna altijd een lagere milieu-impact hebben dan afbraak en nieuwbouw. Ten eerste vergt een afbraak bijzonder veel energie en CO², zowel in de afbraak zelf als in het transport van de afbraakmaterialen. Ten tweede komt een groot deel van deze materialen op onze steeds groter wordende afvalberg terecht. Een groot percentage wordt weliswaar hergebruikt, hoor je dan vaak als tegenargument, maar hierbij gaat het bijna altijd om downcycling. Betonblokken worden bijvoorbeeld gebruikt als fundering voor wegen. Beter dan storten natuurlijk, maar het blijft een degradatie van het materiaal en we gaan geen wegen blijven aanleggen om dat puin te kunnen gebruiken. Dergelijke recyclage mag je dus absoluut niet bestempelen als een vorm van circulair bouwen. Tenslotte ben je bij een nieuwbouw ook weer genoodzaakt nieuwe materialen te gebruiken. Met andere woorden, er moeten weer grondstoffen aangeboord worden en er komt weer CO² vrij bij de productie en het transport van deze materialen.
Het staat dus als een paal boven water dat behoud en opwaardering van het bestaande patrimonium op ecologisch en duurzaam vlak mijlenver te verkiezen is boven afbraak en nieuwbouw.
Het staat dus als een paal boven water dat behoud en opwaardering van het bestaande patrimonium op ecologisch en duurzaam vlak mijlenver te verkiezen is boven afbraak en nieuwbouw.
De winst van het niet-bouwen
Als Hasselt zich werkelijk wil profileren als een duurzame stad die de circulaire economie hoog in het vaandel voert en de CO²-uitstoot aanzienlijk wil verminderen zoals valt te lezen in hun klimaatactieplan, zou het meer mogen inzetten op behoud en minder op afbraak en nieuwbouw. Tim Vekemans en Dimitri Minten, twee andere Hasseltse architecten die vandaag in Antwerpen hun eigen bureau RE-ST runnen, hebben hiervoor trouwens een ideale leidraad geschreven met als alleszeggende titel De Winst van het Niet- Bouwen.