Opletten voor ‘valse prefab’

Betonelementen kunnen aan de rand van de werf worden vervaardigd, waarna men ze in het werk hijst. Het mag in principe, maar het gaat dan niet om echte prefab. Omdat een gewaarschuwd voorschrijver er twee waard is, geven we mee welk risico men loopt met deze ‘valse prefab’.

Voorschrijvers geven van langsom meer de voorkeur aan geprefabriceerd beton. Ook de aannemer ziet de voordelen, maar zal al eens geneigd zijn om de elementen op de werf te vervaardigen.

Op zich is dat niet verboden. In de ‘Algemene bepalingen voor geprefabriceerde betonproducten’ (NBN EN 13369) lezen we: “Geprefabriceerde betonproducten (...) worden in een fabriek vervaardigd en zijn bestemd voor gebouwen en civiele bouwwerken. Deze norm kan ook toegepast worden op producten die in tijdelijke fabrieken op de bouwplaats vervaardigd worden, op voorwaarde dat de fabricage beschermd wordt tegen nadelige weersinvloeden en gecontroleerd wordt volgens de bepalingen van paragraaf 6.”

 

Dezelfde kwaliteitscontroles

Prefabriceren op de werf kan dus in principe, maar moet gebeuren in dezelfde omstandigheden en met dezelfde kwaliteits­controles als in een prefab betonfabriek.

Wanneer de aannemer een bekisting maakt aan de rand van de werf (of elders), hier het bouwelement fabriceert en vervolgens op zijn plaats hijst, kan dit in de praktijk moeilijk voldoen aan de voorwaarden van de norm NBN EN 13369.

 

Scherp onderscheid

Prefabelementen die op de bouwplaats worden vervaardigd, moeten minimaal voldoen aan de eisen van de NBN EN 13670 voor de ‘uitvoering van betonconstructies’. Die norm schrijft voor: “(1) De op de bouwplaats vervaardigde elementen mogen als prefab producten verwerkt worden wanneer zij conform zijn aan de desbetreffende Europese productennorm. (2) De op de bouwplaats gefabriceerde elementen die niet conform zijn aan een Europese productennorm, mogen niet als prefab producten beschouwd worden en hun fabricatie valt onder deze norm.”

Er is een goede reden om dit onderscheid zo scherp te stellen. Naast de alom bekende voordelen van werken onder beschutte omstandigheden en de doorgedreven kwaliteitscontrole van prefab, is er een derde kenmerk dat minder opvalt, maar daarom niet minder belangrijk is.

Het gaat om de toleranties. De norm NBN EN 13670 bepaalt geen toegelaten afwijkingen voor de lengte, diagonaal en scheluwte van de elementen. Deze zijn ook van ondergeschikt belang voor ter plaatse gestorte betonconstructies. Maar ze komen wel in beeld als het gaat om naast elkaar te plaatsen of te stapelen elementen, wat meestal het geval is bij prefab.

 

Afwijkingen

De cumulatie van te grote toleranties zou kunnen leiden tot erg grote afwijkingen over het geheel van het gebouw. Dat is niet zonder gevaar. Zo kan het - om maar een voorbeeld te geven - oorzaak zijn van scheefstand bij gebouwen met meerdere verdiepingen. Om deze reden zullen prefab fabrikanten op eigen initiatief met strengere toleranties werken in functie van de grootte en het aantal aaneen te schakelen betonelementen.

Een tweede, niet minder belangrijke, reden is dat prefabelementen tijdens ontkisting, manipulatie, transport, montage en alle tijdelijke fasen van de uitvoering aan andere krachten onderhevig zijn dan de ter plaatse gestorte elementen. Geprefabriceerde elementen worden over het algemeen berekend als een aaneenschakeling van isostatische delen, terwijl ter plaatse gestorte constructies als hyperstatisch beschouwd kunnen zijn. Een herberekening van de algehele stabiliteit en de afzonderlijke constructieve delen zal zich opdringen.

Om kort te gaan: wie prefab beton voorschrijft, mag dit niet zonder meer laten produceren op de werf volgens de norm NBN EN 13670, omdat die niet geschikt is voor het vervaardigen van prefab op de werf. Prefab moet, zoals de norm het voorschrijft, vervaardigd worden in een beschermde omgeving.

Deel dit artikel:
Onze partners