Panelgesprek: “Ontwerpers moeten oog hebben voor woonkwaliteit in gestapelde en collectieve woonvormen”

Over duurzaam en efficiënt ruimtegebruik valt heel wat te vertellen. In het tweede deel van het panelgesprek dat Architectura samen met het VAI organiseerde in het kader van de Dag van de Architectuur 2015 polsten we bij onze deelnemers naar hun visie op de M-score van minister Schauvliege, innovatieve woonconcepten en interessante tips voor de overheid, opdrachtgevers en ontwerpers.

Hoe staan jullie tegenover de M-score die Vlaams minister van Omgeving, Natuur en Landbouw Joke Schauvliege onlangs heeft proberen te lanceren?

Paul Vermeulen: Heel positief. Ik vond dat het beste nieuws dat we sinds lang gehad hebben. We missen immers een traditie om grootschaligere ontwerpen te realiseren en onderlinge samenhang te creëren. Een M-score zou daarbij kunnen helpen.

Leo Van Broeck: Het is echt een gemiste kans, want er gaat veel te veel aandacht uit naar energie – we isoleren ons geweten. Maar de communicatie kon beter. Als de minister ons ruimtelijk probleem had toegelicht en had uitgelegd dat ze de M-score wil gebruiken om het geleidelijk aan (lees: zonder planschade) op te lossen, dan had ze allicht wel een draagvlak kunnen creëren – ontwaarding van slecht gelegen en opwaardering van goed gelegen kavels en herverdeling van verdichtingsrendementen op de lange termijn, zonder een bijkomende kafkaiaanse drempel te zijn.

Anne Malliet: Als je moet uitmaken welke woningen opdeelbaar zijn voor cohousing of kangoeroewoningen, dan zou je aan de hand van zo’n M-score kunnen aantonen dat je concept realistisch en levensvatbaar is. Het zou ook fijn zijn mocht ze eveneens duidelijk maken (al dan niet visueel) hoeveel tijd en kosten je bespaart dankzij de goede ligging van je woning. Ik denk dat een M-score de kwaliteit van onze ruimte hoe dan ook ten goede zou komen, al heeft het concept dus jammer genoeg een valse start gemaakt.

 

Welke andere innovatieve concepten zouden de kwaliteit en de betaalbaarheid van woningen ten goede kunnen komen?

Anne Malliet: In Zürich zijn er een aantal interessante projecten gerealiseerd door coöperaties. Ik denk dan aan de pas opgeleverde woonblokken rond de school van Leutschenbach, waar betaalbaar wonen op basis van de totale life cycle cost gepropageerd wordt. Niet enkel de innovaties in de plattegronden zijn opmerkelijk (bijvoorbeeld heel open en transparante trappenhallen die onderling sociaal contact stimuleren), maar ook de manier waarop er met het woongegeven wordt omgegaan. Ze bieden levenslang wonen aan, maar dus niet in dezelfde (huur)woning. Je verhuist naar een woning op maat wanneer je gezinssituatie verandert. Inspirerend én efficiënt!  

Paul Vermeulen: In Gent wordt gepraat over Community Land Trust: de grond blijft eigendom van de overheid, maar particulieren mogen er wel op bouwen. Dit bevordert de betaalbaarheid en de vorming van coöperatieve initiatieven. Zulke experimenten moeten aangemoedigd worden, zodat ze op termijn kunnen gaan wegen op het beleid. 

Leo Van Broeck: Stad Genk heeft in het verleden al een aantal projecten gerealiseerd waarbij het grondeigenaren overtuigd heeft om hun gronden samen in een bank te stoppen. Het model is als volgt: er wordt slechts een deel van die gronden bebouwd, maar iedereen deelt wel in het bouwrendement. In Manhattan en Buenos Aires vonden eerder ook al gelijkaardige projecten plaats. Kortom: het individuele wordt uit het bouwproces gehaald en ingeruild voor gedoseerde collectivisering.

 

Hebben jullie inzake (duurzaam en efficiënt) ruimtegebruik tot slot nog een gouden tip voor de overheid, opdrachtgevers en ontwerpers? Laten we beginnen bij jullie tip voor de ontwerpers…

Paul Vermeulen: Mijn tip aan de ontwerper is ‘Denk stedenbouw!’. Denk aan het grotere geheel als je ontwerpt, en niet enkel aan het maken van een object dat louter op zichzelf perfect is. Zie wat je gebouwen doen buiten de grenzen van het perceel. En verblijf in inspirerende steden zoals Zürich of Barcelona om te ervaren hoe ze functioneren. Let daarbij niet enkel op moderne spitstechnologiearchitectuur, maar evenzeer op de gebouwen die er al meer dan honderd jaar hun plaats verdienen.

Kristine Verachtert: Paul verwoordde het perfect: denk goed na over de identiteit en de gewenste functie van een bepaalde plek vooraleer je met de bouwheer in discussie treedt over het programma en de concrete invulling van je project.

Leo Van Broeck: Om het met een boutade te zeggen: think global before you act local. Architecten hebben nood aan een ruimtelijk geweten, een besef dat ze aan het stuur van bodemgebruik staan. Ons beroep ondergaat een metamorfose door de toenemende pregnantie van schaarste. Architectuur is een planetaire ambulance aan het worden, maar daar is men zich (ook binnen de opleidingen) nog niet terdege van bewust. Duurzame architectuur behelst veel meer dan denken in rotswol en zonnepanelen.

Anne Malliet: Ontwerpers en architecten moeten oog hebben voor woonkwaliteit in gestapelde en collectieve woonvormen, want dat is toch een heel ander gegeven dan het individuele huisje-tuintje. Bekijk bijvoorbeeld hoe je circulatieruimtes sociaal contact kunnen stimuleren in plaats van droogweg een lift en een noodtrap te voorzien. En bestudeer goede voorbeelden zoals de negentiende-eeuwse woongordels in onze steden, die uiterst multifunctioneel opgevat zijn en net daarom een enorme diversiteit van woon- en leefmodellen kunnen opvangen. Geen enkele kamer dicteert of ze een woonkamer, slaapkamer of badkamer moet zijn. Wat we in de twintigste eeuw gebouwd hebben, zijn voornamelijk maatpakken voor één bepaald moment. Kortom: denk na hoe je architectuur meer autonomie kan geven ten opzichte van het huidige gebruik.

Lieven Achtergael: Er is al heel wat gezegd. Maar wat ik nog zou willen toevoegen: heb aandacht voor de integratie van open ruimte, want dat is de rode draad voor de ontwikkeling van een goede stad.

 

 

Wat zouden jullie opdrachtgevers willen aanraden?

Leo Van Broeck: Ook zij moeten verder kijken dan hun neus lang is. Ze zouden het best van al gewoon eens ervaren hoe leuk en waardevol het is om in een community te verblijven waar woningen, groenzones en ontmoetingsplekken een goed geolied geheel vormen. De verkavelingsdroom van weleer pakt voor veel mensen ontgoochelend uit. Bouwheren lijken angst te hebben om een verstikkende, onmenselijke metropool te creëren. Maar als ze zich ervoor zouden openstellen, zouden ze beseffen dat er geen enkele stad is die zo dicht bij een vrolijk dorp staat als Manhattan. Proeven van zulke plekken kan een drempelverlagende invloed hebben.

Paul Vermeulen: Grote, kapitaalkrachtige ontwikkelaars die de middelen hebben om een echte verandering of vernieuwing te organiseren, zouden contact moeten zoeken met grassroots-bewegingen die in steden ontstaan. Deze zijn vaak erg creatief (zeker inzake vernieuwende collectieve woonvormen als cohousing), maar hebben niet het geld of het organisatievermogen om een verschil te maken. Een synergie tussen beide partijen zou kunnen leiden tot de ontwikkeling van interessante(re) stedelijke woonprogramma’s.

Kristine Verachtert: Je kan dingen efficiënter aanpakken door ze te delen. Dit geldt zowel voor kleinere groepen particulieren als grote ontwikkelaars. Waar ik echter wel vragen bij heb, is dat er soms nogal gemakkelijk van wordt uitgegaan dat cohousing het betaalbaarheidsprobleem kan oplossen. Als je een veelheid aan cohousinggroeperingen loslaat op de private markt, dan zal dat de grondprijzen alleen maar opdrijven – een eigenaar die kan verhuren aan vijf mensen met een mooi inkomen of één gezin met een beperkt inkomen zal uiteraard voor optie 1 kiezen om zijn opbrengst te maximaliseren.

Anne Malliet: Particuliere bouwheren zou ik hoe dan ook de raad geven om zich te verenigen en gezamenlijk te handelen. Dat is dé manier om individueel te bouwen in stedelijke context mogelijk te maken, want het is economisch veel voordeliger en maakt projecten ook betaalbaar. Ontwikkelaars en professionele bouwers wil ik wijzen op het gat in de markt qua huurwoningen. Dat is een heel andere business: in plaats van te bouwen met het oog op de snelle verkoop, heeft het te maken met duurzaamheid en de life cycle cost, want binnen vijftig jaar moeten die gebouwen ook nog een functie kunnen vervullen. Hoewel er dringend nood aan is, zijn onze ontwikkelaars (nog) niet bereid om huurwoningen te bouwen en te beheren.

Lieven Achtergael: Waarom duurzaamheidslabels als BREEAM niet standaard opleggen? Het zijn nuttige instrumenten die houvast bieden bij de moeilijke zoektocht naar oplossingen die ook in de verre toekomst nog een meerwaarde zullen bieden. We zouden ze met z’n allen veel beter kunnen gebruiken dan nu het geval is.

 

En dan last but not least: jullie ultieme aanbeveling voor de overheid…?

Leo Van Broeck: Graaf dieper om electorale angst om te zetten in politieke moed en om ruimtelijke verdichting te verpakken als een positief maatschappelijk verhaal. De mogelijkheden zijn er! En voorts zou er gesleuteld mogen worden aan het eigendomsrecht van gronden. Mensen moeten wel een woning kunnen bezitten, maar hoeven daarom de grond er toch niet per se bij te kopen? Voorts moet er nagedacht worden over hybride woonvormen, waarbij je simpelweg beschikt over een (overerfbaar) aandeel in een coöperatie en zo levenslang garantie hebt op een geschikte, aangepaste woning. Het is een concept dat nog in zijn kinderschoenen staat, maar dat zowel voor de overheid als de uiteindelijke bewoners het beste van twee werelden samenbrengt.   

Paul Vermeulen: De overheid moet de stad beschouwen als een plek die inclusief is – een plek waar het niet enkel om wonen gaat, maar ook om werken, winkelen, (re)creëren, ontmoeten… Offer niet alle ruimte op aan wonen, maar bekijk de stad als een soort van samenleving waarin deze aspecten complementair zijn.

Lieven Achtergael: Helaas moeten we vaststellen dat er niet enkel in grote, maar ook in kleinere steden verschrikkelijke dingen gebouwd worden. Zij zouden meer begeleid moeten worden omdat ze vaak niet de kennis en de mankracht hebben om stadsontwikkelingsprojecten doordacht aan te pakken.

Anne Malliet: Ik heb een stoute tip: vorm de VMSW om in een professionele verhuurder van huurwoningen in heel Vlaanderen, zoals De Lijn tot in de verste uithoeken van onze regio voor busverbindingen zorgt. Bouw huurwoningen voor de middenklasse die in de problemen dreigt te geraken als de woonbonus wordt afgeschaft en het aanbod aan sociale huurwoningen tekort blijft schieten.

Kristine Verachtert: Wat betaalbaarheid betreft, komen we toch altijd tot dezelfde conclusie: als je geen partij voorhanden hebt die ervoor zorgt dat dat de winstmarges niet per se zo hoog hoeven te zijn als de markt mogelijk maakt en dat je dus ook kan bouwen voor bepaalde doelgroepen met een lager inkomen, dan heb je toch overheidspartijen of partijen in de non-profitsector nodig om grond in handen te krijgen. Steeds compacter bouwen en wonen is geen oplossing voor betaalbaar stedelijk wonen, integendeel: voor je het weet, zit je met prijzen zoals in Parijs en Londen. Je moet toch in zekere zin in handen kunnen houden wie kan huren of kopen aan een bepaalde prijs. In Leuven bezitten we als stad amper gronden en moeten we het dus jammer genoeg stellen met een paar symboolprojectjes. Dat zou toch anders en beter moeten kunnen.

Deel dit artikel:
Onze partners