Op het voormalige mijnterrein van Waterschei verrijzen deze dagen tal van nieuwe ontwikkelingen, die met veel respect voor het industriële verleden en de omringende natuur worden ingepast. Tegelijk wordt het resterende mijnpatrimonium in ere hersteld. Op dit moment wordt de passerelle tussen het hoofdgebouw en het schachtgebouw onder handen genomen. Voor de restauratie van die 9 meter hoge gang is een groot aandeel betonherstelling nodig, inclusief de nodige corrosiebeschermingsmaatregelen.
De steenkoolmijn van Waterschei was een van de zeven steenkoolmijnen van het befaamde ‘Kempens steenkoolbekken’. Van 1907 tot en met 1987 vonden er op het meer dan 100 hectare grote terrein ten noordoosten van de stad Genk intensieve ontginningsactiviteiten plaats. Nadien wachtte de site hetzelfde lot als de andere voormalige mijnen in de regio – leegstand en verval – al werd haar unieke karakter gelukkig nooit helemaal uit het oog verloren en geniet ze sinds 1993 een beschermde status. In het kader van het Thor-project krijgen de resterende mijnmonumenten een grondige opknapbeurt en in sommige gevallen ook een nieuwe bestemming. Nu Renotec de restauratie van de aanpalende ventilatiegebouwen achter de heeft, stort het zich op de befaamde passerelle, een overdekte gang tussen het hoofdgebouw en het schachtgebouw die zich op 9 meter hoogte bevindt.
Diepgaande carbonatatie
Structureel is de passerelle er niet al te best aan toe. “Ondanks het feit dat er een cementering op aangebracht was, is de carbonatatie in de structuur van de passerelle over het algemeen vrij diepgaand”, vertelt Michaël Martens, commercieel directeur bij Renotec en tevens verantwoordelijke voor R&D binnen de afdeling Burgerlijke Bouwkunde. “Met behulp van de indicatievloeistof fenoftaleïne gaan we na tot waar het beton gecarbonateerd is. Dan weten we meteen ook of het wenselijk is om bijkomende preventieve maatregelen te nemen ter verhindering van een anode-kathodereactie (corrosievorming naast de herstelde zones). Nadien beschermen we de wapening en herstellen we het beton. Er zijn ook hechtproeven voorzien, zowel op de gereinigde, voorbehandelde ondergrond als op de herstelmortel.”
“Op bepaalde plekken hebben we overigens ook chlorides gevonden in het betonoppervlak, ter hoogte van doorgeroeste wapening”, vult toekomstig assistent-projectleider Klara Buyens aan. “Daar zouden we zinken opofferanodes kunnen plaatsen, die de wapening beschermen door zelf te corroderen. Dit kan ter preventie of ter vertraging van het corrosieproces, maar het is hoe dan ook de bedoeling om de chloridereactie en het carbonatatie-effect tegen te gaan. Als je corrosie echt wil stoppen, moet je echter opteren voor kathodische bescherming met opgelegde stroom.”
“Ondanks het feit dat er een cementering op aangebracht was, is de carbonatatie in de structuur van de passerelle over het algemeen vrij diepgaand”
Kwalitatief vooronderzoek
Het effect van deze laatste techniek testte Renotec uit via een proefopstelling in het schachtgebouw, dat na de passerelle aan de beurt komt. “Het bijzondere is dat de vloerplaten er slechts een 12-tal centimeter dik zijn”, legt Michaël Martens uit. “Normale elektrodes hebben een lengte van 10 centimeter en zijn dus eigenlijk te lang. We werken met een speciale uitvoering om enerzijds niet door de vloerplaat te zitten en anderzijds toch nog voldoende energie te kunnen leveren voor de bescherming van de wapening. De proefopstelling heeft aangetoond dat het systeem niet alleen efficiënt is, maar ook duurzaam in de tijd. We kunnen de architect nu gedetailleerde evaluatiewaarden en een inschatting van de verdere levensduur geven, zodat hij op basis van kwalitatieve gegevens kan beslissen of hij de techniek al dan niet wil toepassen.”
Voorts waagde Renotec zich ook aan enkele proefherstellingen. Het voerde onder meer drie verschillende types betonrenovatie uit op drie naburige liggers: gespoten, manueel en gegoten. “Het gegoten beton is merkelijk gladder dan de andere twee varianten. Je ziet er ook de plankenbekisting in terugkomen, wat voor de architect eventueel een extra esthetische troef kan zijn”, vertelt Klara Buyens. “We hechten veel belang aan het vooronderzoek, kwestie van nauwkeurig te kunnen uitpluizen wat al dan niet haalbaar is”, benadrukt Michaël Martens.
Divisieoverschrijdend
De passerelle wordt in twee fases gerestaureerd om de meer dan vijftig zwaluwnesten onder het eerste deel van de constructie te vrijwaren. Fase 1 was in september afgerond. Vanaf half oktober trokken de zwaluwen naar het zuiden en kon fase 2 van start gaan. De werken zullen volledig klaar zijn tegen februari 2019. “Ondanks de omvang van de werf en het gebruik van verschillende betonrenovatie- en corrosiebeschermingstechnieken, is dit niet meteen het moeilijkste project uit onze carrière. Maar wél een mooi project, vooral omdat het ‘divisieoverschrijdend’ is. Niet alleen onze afdeling Burgerlijke Bouwkunde is hier aan de slag, maar ook onze afdelingen Asbestverwijdering (verwijdering bitumenafdichting op het dak) en Gevel- & Dakrenovatie (plaatsing nieuwe waterdichting op het dak) zijn betrokken partij. Dat toont eens te meer aan dat Renotec van alle markten thuis is.”