Onlangs kwamen enkele passiefscholen in het nieuws omdat het in die scholen ondraaglijk warm was door de doorgedreven, luchtdichte isolatie. Dat doet bij velen de vraag rijzen of passiefscholen en passiefbouw in het algemeen wel een interessante optie zijn. PIXII reageert.
“Passiefscholen kreunen onder de hitte” kregen we te lezen. Bepaalde media hadden het ook over een andere boeg kunnen gooien. Dat het zonet verschenen AGION-rapport bijvoorbeeld getuigt van de positieve impact van het proefproject passiefscholen. De resultaten zijn immers zeer bemoedigend: de acht tot nu toe opgeleverde scholen haalden de ambitieuze criteria en het prijskaartje lag niet noodzakelijk duurder. Vlaams minister van onderwijs Hilde Crevits looft het project, in 2007 nota bene opgestart door haar voorganger Frank Vandenbroucke, en ziet het als een wegwijzer voor haar verder beleid.
Maar terug naar het huidige ‘hot topic’: oververhitting is inderdaad een risico. De garantie op zomercomfort is normaal een basiscriteria van passiefbouw, maar werd jammer genoeg niet opgenomen als basiseis in de decretaal vastgelegde criteria voor de passiefscholen. Passiefhuis-Platform (het huidige Pixii) wees er in haar studieopdracht rond het uitwerken van de randvoorwaarden voor de passiefscholen expliciet op dat dit altijd gecontroleerd moet worden en formuleerde ook (niet bindende) voorwaarden in die zin. Dat deze adviezen niet werden gevolgd is zeer betreurenswaardig, maar wel de verantwoordelijkheid van de bouwteams.
Is het probleem exclusief voorbehouden voor passiefbouw? Absoluut niet. We kunnen ons makkelijk ‘gewone’ klassen, kantoorruimtes of slaapkamers voor de geest halen waar er de afgelopen dagen werd ‘gekreund’ onder de hitte. Oververhitting vermijden is vooral een kwestie van het gebouw overdag niet teveel te laten opwarmen. Dikke isolatiepakketten en goede luchtdichtheid spelen hierbij juist in het voordeel, evenals balansventilatie met warmterecuperatie. Maar bij een aantal energiezuinige scholen is het gebrek aan energiezuinige koeloplossingen (aardwarmtewisselaar, nachtventilatie, adiabatische koeling, …) een belangrijke tekortkoming. Dit geldt voor passiefbouw, maar evengoed voor lage energie of BEN. De meerwaarde van passiefbouw ligt juist in het feit dat er nadrukkelijk een eis voor wordt geformuleerd, en het de ontwerper verplicht er aandacht aan te besteden.
Het huidig aangekaarte probleem is evenwel symptomatisch en had perfect vermeden kunnen worden. Het rapport rond de proefprojecten noemt het “voorlopertraject van zeer energiezuinig bouwen voor passiefbouw […] geen overbodige luxe.” Als we energieneutraal willen bouwen, moet de bouwwereld nog door een leercurve. Maar als men bij elke kleine tegenslag de keuzes in vraag stelt, dan komen we nergens. Het traject is nochtans duidelijk: “Tegen 2021 moeten alle nieuwe gebouwen in Europa bijna-energieneutraal zijn. Momenteel zien we dat het BEN-voorlopertraject voornamelijk gericht is op woningbouw. Met het Pilootproject Passiefscholen is de transitie naar het bouwen van zeer energiezuinige scholen gestart, maar de weg is nog lang.” De meerderheid van de bouwteams ervaarde het project als zéér nuttig. Proefprojecten als deze zorgen er juist voor dat bouwprofessionals kennis kunnen opbouwen.
De gebruikers van de gerealiseerde pilootscholen waren volgens een enquête in ieder geval tevreden over passiefbouw in zijn geheel en zouden de bouw van een passiefschool aanbevelen. Ze ervaren de passiefschool als een meer kwalitatieve leeromgeving, energiezuinig en comfortabel. Passief bouwen vormt dus een goede basis voor bijna-energieneutraal bouwen. Zo hoort u het ook eens van een ander.