De toepassing van een gevelbekleding zorgt niet alleen voor een verfraaiing van de buitenwand, maar kan ook de ideale gelegenheid vormen om de thermische prestaties van de gevel te verhogen. Terwijl de TV 243 de correcte opvatting en uitvoering van gevelbekledingen op basis van houtachtige materialen bespreekt, bestaan er vooralsnog geen gelijkaardige richtlijnen voor andere gevelmaterialen (bv. vezelcementplaten, platen op basis van basalt en pvc-platen). Het WTCB startte daarom op vraag van het TC Schrijnwerk met de opstelling van een leidraad over dit onderwerp.
De noodzaak van een dergelijke leidraad blijkt onder meer uit de toename van het aantal adviezen die de afdeling Technisch advies verstrekt in verband met deze gevelvarianten. Zo wordt de afdeling onder meer geconfronteerd met de volgende vormen van schade:
De opgesomde problemen zijn vaak te wijten aan een minder geslaagde opvatting en/of uitvoering van de gevelbekleding zoals: de toepassing van onvoldoende of verkeerde bevestigingsmiddelen, het gebruik van onbehandeld latwerk voor de secundaire draagstructuur, het overbruggen van een te grote overspanning, de afwezigheid van een geventileerde spouw of de toepassing van een onvoldoende geventileerde spouw …
Uit dit artikel zal blijken dat de toepassing van een geventileerde spouw een noodzakelijke vereiste is bij het ontwerp en de plaatsing van de gevelbekleding en dat deze zal bijdragen tot het vermijden van schade. Het moet echter duidelijk zijn dat deze verluchte spouw op zich geen garantie biedt voor de goede werking van de gevelbekleding.
Naast voornoemde vormen van pathologie die kunnen toegeschreven worden aan fouten in het ontwerp en/of de uitvoering, wordt men in de praktijk immers ook geconfronteerd met problemen die (mede) te wijten zijn aan de eigenschappen van het aangewende materiaal. Hierbij denken we bijvoorbeeld aan het loskomen van de verflaag, delaminatie van de platen, verkleuring, vlekvorming …
Opbouw van een gevelbekledingsysteem
De opbouw van een gevelbekledingsysteem berust op de realisatie van een tweetrapsdichting. Dit houdt in dat er een fysieke scheiding gerealiseerd wordt tussen de gevelbekleding (die voor een betrekkelijke waterdichting zorgt) en de binnenbepleistering (die de luchtdichtheid verzorgt, zie afbeelding 2). Deze luchtdichtheid zorgt ervoor dat het water dat door de gevelbekleding dringt en in de achterliggende spouw terechtkomt, niet naar binnen geblazen wordt, maar naar buiten gedraineerd wordt. Om dit principe te laten werken, moet er een drukvereffening plaatsvinden tussen de spouw achter de gevelbekleding en de buitenomgeving. Deze wordt gerealiseerd door het ventileren van de spouw. Men moet bijgevolg niet enkel onderaan de gevelbekleding, maar ook ter hoogte van de aansluitingen rekening houden met afvloeiend spouwwater.