Luc Vanheerentals, freelancer, vrijbuiter en oudstrijder van vele fronten, heeft nog eens een boek in eigen beheer uitgegeven, dit keer over de Leuvense woon(on)betaalbaarheid. Hij fileert deskundig het vraagstuk maar bevestigt vooral impliciet dat weinig geremedieerd wordt. Tja, een dure en rijke stad heeft andere zorgen aan het hoofd.Luc Vanheerentals, freelancer, vrijbuiter en oudstrijder van vele fronten, heeft nog eens een boek in eigen beheer uitgegeven, dit keer over de Leuvense woon(on)betaalbaarheid. Hij fileert deskundig het vraagstuk maar bevestigt vooral impliciet dat weinig geremedieerd wordt. Tja, een dure en rijke stad heeft andere zorgen aan het hoofd.
Leuven is de duurste stad voor huizen en alleen Gent gedraagt zich nog duurder voor appartementen. Tien jaar geleden had een Leuvenaar 11 gemiddelde jaarinkomens nodig om een pand te kopen, nu meer dan 12, terwijl dat lokale gemiddelde inkomen naar Vlaamse normen bovengemiddeld mag genoemd worden. In 2018 halen dan weer 21% van de inwoners geen netto-belastbaar inkomen van 10.000 € of van minder dan de helft van het Vlaamse gemiddelde. Toch heeft Leuven nog altijd niet het sociaal objectief van 8,5% sociale huurwoningen bereikt. Na zovele jaren socialistisch bewind is dit een affrontelijke vaststelling, die Vanheerentals zelfs niet maakt.
Hij peilt meer naar de vastgoedredenen voor de hoge koop- en huurprijzen in Leuven. De grond wordt duur verkocht wegens schaars in een dichtbevolkte kleine stad. Nieuwbouw wordt dus ook schaars (niet meer dan 2,3% van de woningen dateren van nà 2011 …) én duur maar duwt terzelfdertijd het prijsniveau van de bestaande woningen naar boven. De vraag van afgestudeerden, internationale werknemers, senioren, pendelaars naar Brussel, …, meestal hoger opgeleiden met hogere biedingsbudgetten, overstijgt het adequate aanbod, dus gaat de prijs weer omhoog. Eengezinswoningen worden getransformeerd in beter renderende appartementen of studentenwoningen, wat weer opwaartse gevolgen heeft voor de vraagprijs. Voeg daarbij de lage rentevoet en dus hogere ontleningscapaciteit en het algemene effect van een vastgoedmarkt, die enkel nog rekening houdt met huishoudens met twee inkomens, en de explosieve prijscocktail heeft haar verklaring gekregen.
En dan valt Vanheerentals wat stil. Hij vult tientallen bladzijden met standpunten van actoren, gemeenteraadsverslagen, alternatieve initiatieven en eigen suggesties, die bewijzen wat we al twintig jaar weten: niemand is tegen betaalbaar wonen, iedereen pleit zelfs voor betaalbaar wonen maar niemand versterkt woorden met daden, met engagementen, op wat goedbedoelde pogingen in de marge na, die het predicaat ‘druppel’ in de context van een gloeiende plaat verdienen.
Dat is uiteraard de schuld van de auteur niet, dat is de schuld van een luie stad, die liever rijk en duur wordt dan een sense of urgency kweekt en er naar handelt. Ik begrijp wel niet waarom Vanheerentals, die al voor hetere vuren gestaan heeft en voor scherpere analyses gezorgd heeft, blijkbaar blijft geloven in betere tijden voor de woononbetaalbaarheid in een zelfgenoegzame stad. Een titel als ‘Onbetaalbaar wonen in Leuven, het is wat het is’ zou daarom beter de inhoud van dit brave boek vertalen.