Na “Genk, Rasterstad” (2015) komt uitgever-ghostwriter Public Space opnieuw op de proppen met een stadsboek, deze keer over Leuven. Helaas blijft recensent Filip Canfyn op het interessant kaarmateriaal na zwaar op zijn honger zitten. "Ik vraag mij in essentie af wat de zin van dit Leuven-boek is."
Na “Genk, Rasterstad” (2015) komt uitgever-ghostwriter Public Space opnieuw op de proppen met een stadsboek, dit keer over Leuven. Het is een verzameling van 30 foto’s, 4 teksten, 11 kaarten, 8 gesprekken, 5 hypothesen, 6 scenario’s en 9 vraagstukken, alles volledig in 't blauw (in Leuven!). Dit stadsdebatverslag probeert het verhaal te vertellen van de heroriëntering van de Dijlevallei, de KUL-expansie, de toekomst van de stedelijke regionale rol, de ontwikkeling op de Hertogensite, …
Op het zeer interessant kaartmateriaal na blijf ik zwaar op mijn honger zitten. Wie ambitieus over een stad wil nadenken maar slechts onder de ultieme rubriek “Vraagstukken”, een mooi woord voor niet behandelde en zeker niet-opgeloste problemen, meldt dat het wonen in de stad voor steeds minder inkomensgroepen mogelijk wordt, dat het werken uit de stad verdwijnt, dat alleen nog geconsumeerd wordt in de stad, dat dringend voorrang moet gegeven worden aan noodzaak in plaats van aan marktconformiteit, ja, die ondergraaft eigenlijk zelf de relevantie van zijn eigen boek en van het voorafgaand onderzoeksmateriaal. Waar is men dan wél mee bezig? Dat is zoals kookboeken verspreiden in Zuid-Soedan maar melden als vraagstuk dat er geen voedsel is.
Inderdaad, zoals met het Genk-boek vraag ik mij in essentie af wat de zin van dit Leuven-boek is. Er wordt immers op drie benen gehinkeld. Men wil, primo, communiceren over stadsontwikkeling, bijdragen aan de politieke visievorming en meehelpen aan de participatie. Fair enough. Men wil tevens, secundo, wat aan city marketing doen en dat staat soms het eerste directe doel in de weg, zoals ook objectiviteit en subjectiviteit wel eens wrijvingen hebben. Tenslotte, tertio, wil men preken voor eigen kerk, een stedenbouwkundige blauwdruk aanbieden aan gelijkgezinden, een schouderklopboekje drukken voor de incrowd, een momentopname achterlaten voor zichzelf. Het hierbij gebruikte jargon qua woord en beeld maakt opeens het doelpubliek zéér selectief.
Ik moet daarom deze recensie beëindigen met quasi hetzelfde besluit als voor het Genk-boek: “Tot slot, voor wie wordt zo’n mooi boek eigenlijk uitgegeven? Ik vermoed dat men zwaar heeft moeten investeren in een leuke layout en stevig redactiewerk. Voor wie? Hoeveel van die boeken staan morgen ergens stof te vangen in dozen vol overstock, omdat de productiekost per stuk moest laag gehouden worden? Wie gaat dit werk kopen in een boekhandel, zeker als die niét in Leuven ligt? Het is spijtig voor de moeite, voor de centen en voor de onmiskenbare kwaliteit.”
De Dijle aan het woord / Stadsdebat Leuven