Chapeau! Chapeau voor een multidisciplinair bureau, dat zich veertig jaar intensief bezighoudt met architectuur, stedenbouw en landschap en die verjaardag viert met een onderzoeksproject. Chapeau voor datzelfde bureau, dat hierover een boeiende tentoonstelling houdt en een gedegen boek publiceert in plaats van een zichzelf bevlekkend prentjesalbum los te laten op de inteeltwereld. Chapeau voor het openen en voeren van een noodzakelijke discussie.
Omgeving, het bureau in kwestie, wou de belangrijkste ruimtelijke en maatschappelijke uitdagingen en problemen voor Vlaanderen in de komende decennia benoemen en gaf zijn onderzoek een scherpe hypothese mee: “De kernstad kan niet alle stedelijke behoeften invullen. De stad is echter meer dan de kernstad. Ook de stadsrand zal moeten helpen.” En deze baseline werd dan weer afgetoetst in Gent en zijn eerste (externe) rand (Lovendegem, Evergem, Lochristi, Destelbergen, Melle, Merelbeke, De Pinte, Sint-Martens-Latem), een ruim bemeten stadvlek dus.
De analyse is interessant, het onderzoeksgebied is interessant, de cijfers, de kaarten en alle ander grafisch materiaal zijn interessant, indrukwekkend zelfs, maar ik heb toch wat schrik van de quod-erat-demonstrandum-conclusie en vooral van de hiervan afgeleide stellingen, die in het ontwerpend onderzoek uitgewerkt worden. “De toekomst is aan de stad, inclusief haar rand. Vlaamse steden moeten groeien om de ruimtelijke en maatschappelijke uitdagingen van morgen aan te gaan. De randen van onze steden zullen die groei mee moeten opvangen.” Tot daar aan toe. Ik krijg het wel moeilijk als het inschakelen van randgemeenten voor het lenigen van de behoeften van de stad te veel neigt naar het uitbreiden van de kernstad door het annexeren van de niet-stad aan de buitenrand van de stad, een stad, die trouwens uit die kernstad én uit een interne rand (denken we maar aan Gentbrugge, Ledeberg, Wondelgem, …) bestaat. De niet-stad aan de externe rand (dus Sint-Martens-Latem en tutti quanti) stadsrand of randstad noemen levert geen verstedelijking op maar een spreiding van de stedelijkheid, een slepende Vlaamse ziekte, die zich laat voelen in het huidige onvoldoende gebruik van de kernstad en in de huidige overmatige ambitie van de randgemeenten. Verrandstedelijking is wat mij betreft geen inventieve stedenbouw maar gevaarlijk protectionisme. De toekomst van de stadrand is niet de toekomst van de stad.
En toch is dit een goed boek omdat de discussie gevoed en gevoerd wordt.
OVER DE RAND: Onderzoek naar een toekomst voor de stadsrand