Onlangs publiceerde Architectura.be het opiniestuk “Nieuwjaarsbrief aan A+” van huiscolumnist Filip Canfyn, waarin hij zij bedenkingen formuleerde over een gastbijdrage van het Team Vlaams Bouwmeester in het laatste nummer van A+. Ook Vlaams Bouwmeester Leo Van Broeck las het artikel en bezorgde ons een repliek. We formuleren zijn recht van antwoord hieronder integraal.
De 'recensie' door Filip Canfyn van het in A+ nr. 263 verschenen artikel 'Open ruimte en verstedelijking: een tegenstelling?' zoekt de polemiek op waar dit totaal overbodig is.
Eerst en vooral willen we duidelijk onderlijnen dat we A+ blijven zien als een van de belangrijkste kwalitatieve fora voor architectuur en ruimtelijke ordening in ons land.
Wie vervolgens het artikel zelf leest, met een beetje goede wil en zonder op zoek te gaan naar kanonschoten, ontdekt een heldere boodschap. Het is wel degelijk de bedoeling om een einde te maken aan de verkavelingsdroom, maar dan wel op zo'n manier dat de bewoners zelf voldoende inzicht en motivatie hebben om te kiezen voor een beter alternatief: "...Dat zou wel eens een van de sterkste triggers kunnen worden om bewoners van verkavelingen ertoe te brengen hun individuele paradijs vaarwel te zeggen." Of nog, in verband met de voorbije Pilootprojecten Wonen: "Zulke denkexperimenten blijven echter relatief perifeer...", met direct daarna een pleidooi voor méér en systematischer aandacht voor landschap, groen, open ruimte en urban farming in de steden, om op die manier de stad aantrekkelijker te maken (zeker voor wie uit een verkavelingscultuur komt). Door het Vlaamse landschap te ontsnipperen en weer zichtbaar te maken (zoals in het artikel duidelijk wordt bepleit), mogen we hopen dat het over een aantal decennia opnieuw interessant wordt als reisbestemming...
Het feit dat ik als nieuwe Vlaamse Bouwmeester inzet op een sterke accentverschuiving richting open ruimte blijkt net in het artikel. Destijds noemde Paola Viganó heel Vlaanderen een metropolitaan landschap, en dat eufemisme heeft me steeds geërgerd. In een metropool is namelijk alles vlakbij en bijna volledig auto-onafhankelijk, en aan dat beeld voldoet onze regio geenszins. Hoewel de termen 'bebouwd' en 'verstedelijkt' frequent door elkaar gebruikt worden, is het inderdaad beter om Vlaanderen niet verstedelijkt maar wel verneveld te noemen. We willen alleszins duidelijk ingaan tegen elke vorm van goedpraten van het huidige rampzalig versnipperde ruimtelijk model. We kunnen Vlaanderen echter niet verdichten tot één of twee supersteden. Het enige alternatief is een multipolair netwerk van verdichte kernen (zowel dorpen als steden) met daartussen een versterkt en uitgebreid landschap met voldoende plaats voor natuur en landbouw. Dat landschap zal, wat betreft zijn raakvlakken met de kernen, dan 'metropolitaan' worden in een nieuwe betekenis: via zijn ecosysteemdiensten is het goed voor alle soorten, inclusief de mens, en zal het het leven in verdichte dorpen en steden leefbaar maken en voeden. Misschien moeten we - om alle dubbelzinnigheid uit te sluiten - op zoek gaan naar een nieuw woord om dit landschap te benoemen. Canfyn mag hoe dan ook op zijn twee oren slapen. Wat verdichting en open ruimte betreft delen we grotendeels zijn mening en trekken we - elk met eigen methode en stijl - aan hetzelfde zeel. Bovendien is dat feitelijke beoogde eindresultaat veel belangrijker dan de taal die we onderweg gebruiken. Het artikel in A+ beschrijft een transitie, niet alleen van vroegere pilootprojecten die subtieler inzetten op verdichting naar nieuwe meer duidelijke stellingnames, maar ook van één ruimtelijk model naar een ander - mèt de onvermijdelijke overgangsvormen. Het is een vorm van nieuwe bruggen bouwen zonder de oude te verbranden; een teken van diplomatische en doelgerichte overgangsstrategie (noem het een ingrijpende operatie maar dan mèt pijnstillers), en zeker geen teken van tekort aan communicatie of gebrek aan eensgezindheid binnen het team Vlaams Bouwmeester.