Peter Swinnen was verbolgen over het opiniestuk dat Architectura enkele dagen geleden in samenspraak met meerdere Vlaamse architecten publiceerde over de Vlaamse Bouwmeester. Architectura wil alle visies over deze thematiek aan bod laten en publiceert daarom graag integraal de repliek van Peter Swinnen.
Recht van antwoord
Atelier Bouwmeester Brussel (29/05/2014)
Geachte Heer Neven,
In reactie op uw artikel van 27/05/2014 graag het volgende.
De mission statement van het Team Vlaams Bouwmeester zoals die in 1999 werd gepubliceerd luidt als volgt: “Vanuit een lange termijnvisie, in goed overleg met de verschillende administraties en met de extern betrokken partijen, bijdragen tot beleidsvoorbereiding en de beleidsuitvoering van het architecturaal beleid van de Vlaamse Gemeenschap, teneinde een architecturaal kwalitatieve leefomgeving (gebouwen, infrastructuur, landschapsingrepen, ...) in Vlaanderen te helpen creëren.”
Het is daarbij van belang dat elke Bouwmeester een inhoudelijke continuïteit verzorgt ten aanzien van het werk van zijn voorgangers alsook de noodzakelijke ruimte vrijmaakt om nieuwe accenten te leggen. De instrumenten van het Team Vlaams Bouwmeester werden onder mijn mandaat (2010-15) fors uitgebreid. Naast de Open Oproep, de Meesterproef, Kunst in Opdracht, de prijs Bouwmeester en de reguliere Adviesverlening ontwikkelden we de afgelopen jaren de instrumenten Pilootprojecten (6 trajecten lopende – 30 projecten in totaal), Labo Ruimte (4 trajecten lopende), het Bouwmeester Label en de SmallTalk sessies. Ook het Atelier Bouwmeester als fysieke plek, en de brede wijze waarop deze ruimte ingezet wordt binnen de werking van de Vlaamse Overheid, geldt als een volwaardig instrument. Tevens heeft het Team Vlaams Bouwmeester zich fors ingespannen om trajecten die sluimerend in de beleidsnota’s vermeld werden, alsnog als onderzoekstraject op te starten. Deze en andere trajecten zullen vanaf eind september 2014 het onderwerp uitmaken van de nieuwe Team Vlaams Bouwmeester website. Deze zal onder meer een exhaustief overzicht verschaffen van onze werking en ons instrumentarium. Zo zal voor het eerst sinds 1999 het hele archief van de Open Oproep (ca. 600 projecten) opengesteld worden voor eenieder.
Het klopt dus effectief dat de Open Oproep niet langer beschouwd wordt als hét (enige) instrument van het Team Vlaams Bouwmeester. Wij zijn de mening toegedaan dat het Team Vlaams Bouwmeester enkel relevant kan zijn en blijven binnen een beleidsvoorbereidende en beleidsuitvoerende context indien het een breed palet aan instrumenten aan zijn cliënten kan aanbieden. Voor al die trajecten werken wij zeer nauw samen met een brede schare aan ontwerpers en onderzoekers. We durven concluderen dat hierdoor een brede en zelfs nieuwe markt is ontstaan waar ontwerpers en onderzoekers mee aan de slag kunnen en moeten gaan.
In Uw stuk, dat U zelf omschrijft als een poging tot het brengen van een positief verhaal, focust U nogal eenzijdig op bepaalde aspecten van de Open Oproep alsook mijn persoon. We dienen evenwel vast te stellen dat uw argumentatie bol staat van onduidelijke aannames en flagrante fouten. We wensen dit bijgaand zoveel als mogelijk voor U recht te zetten. Voor de goede orde van zaken proberen we de elementen in overzichtelijke punten op te lijsten.
Omtrent de Open Oproep en kwantiteit:
Het siert U dat u bekommerd bent omtrent hoe de volgende bouwmeester kan functioneren. Wij delen dan ook Uw mening dat alles in het werk dient gesteld te worden om de opvolging van het huidig mandaat door een volgend extern expert aan de Vlaamse Overheid mogelijk te maken. Het is dan ook cruciaal dat, indien U in dit licht onze werking wenst door te lichten, U dit zéér secuur en in zijn geheel doet. Of niet. Door blind en haast obsessief te focussen op slechts enkele aspecten van de Open Oproep doet U onze werking en ambities wezenlijk oneer aan.
Het aantal projecten dat via de Open Oproep gepubliceerd werd is tijdens mijn mandaat effectief verminderd. De redenen daarvoor zijn veelvuldig. Vooreerst zijn er externe redenen. Door de crisis zijn openbare besturen minder snel geneigd te investeren in bakstenen. Dit is een feit dat we enkel kunnen vaststellen. Voorts hebben we – zoals U ongetwijfeld weet – recent gemeentelijke verkiezingen gehad. U moet er maar eens de afgelopen 14 jaar Open Oproep op nakijken en dan zal U merken dat er tijdens de semesters rond verkiezingen beduidend minder Open Oproepen zijn. De redenen daarvoor zijn logisch, aangezien besturen hun termijn beëindigen en vaak geen engagementen wensen aan te gaan in naam van het volgend bestuur.
Maar er zijn tevens interne redenen. Wij hebben de werking van de Open Oproep - als een unieke procedure - zeer nauwgezet onder de loep genomen. Dat werd ook zo aangekondigd in mijn ambitienota (2010-15). De net verschenen publicatie “De Open Oproep, een handleiding voor de publieke bouwheer” is daarvan het resultaat. Ik kan U de lectuur ervan van harte aanbevelen. Een van de cruciale maatregelen die we genomen hebben is het nauwer toezien op de volledigheid van het protocol afgesloten tussen opdrachtgever en Team Vlaams Bouwmeester. U mag gerust stellen dat we dit verstrengd hebben, en dit om meer garantie te kunnen bieden op een voorbeeldig realisatieproces. Tevens zorgen wij nu meer dan ooit voor de opvolging van de projecten na gunning, door onder meer de bouwheer te verplichten een projectmanager te engageren voor het gehele proces alsook ervoor te zorgen dat het extern jurylid de evolutie van het dossier opvolgt tot aan de bouwaanvraag fase. Tot slot ijveren wij niet aflatend voor betere remuneraties voor de ontwerpers, zowel voor de ontwerpdossiers alsook mbt de ereloonpercentages. Daaraan gekoppeld hebben we voor de ontwerpdossiers een lijst met deliverables opgemaakt per schijf die de bouwheer wenst te investeren in de onderhandelingsprocedure, zodat we kunnen garanderen dat ontwerpers niet méér werken dan gevraagd, opdat de operatie voor hen niet verlieslatend hoeft te worden en de bouwheer gewogen en vergelijkbare dossiers gepresenteerd krijgt.
Dus ja, in verhouding noteren we minder Open Oproep trajecten dan voorheen, maar daaraan gekoppeld publiceren we enkel die trajecten die zeer afgewogen en afgestemd aan de meet kunnen starten. De Open Oproep is immers niet zomaar een vat dat met aanbestedingen kan gevuld worden. Dit correct voorbereiden is een zeer intens proces voor het Team Vlaams Bouwmeester. Over die terdege voorbereiding hoor ik U evenwel niets vermelden, wat een gemiste kans is.
Omtrent de Open Oproep en frequentie/omvang:
U meldt dat de Open Oproep "vroeger representatief was in aantal, omvang en frequentie". Over de aantallen hebben we het hierboven reeds gehad. Wat de frequentie betreft behelst de Open Oproep een zesmaandelijkse (Europese) publicatie. Die frequentie wordt sinds het begin van de procedure aangehouden. Wij begrijpen aldus niet wat Uw argument zou zijn omtrent de frequentie.
Met betrekking tot de omvang van Open Oproep trajecten suggereert U enerzijds dat dit niet langer representatief zou zijn (representatief voor wat is ons niet geheel duidelijk) en anderzijds meldt U onafgetoetst dat wij heden enkel zouden geïnteresseerd zijn in de grote en ambitieuze projecten. Wij denken dat we zoals steeds een gezonde mix van kleinere en grote projecten aan bod laten komen. Wat we wel kunnen melden is dat we afgelopen jaren enkele zeer grote bouwheren (lees: zeer substantiële investeringsbudgetten) hebben kunnen overtuigen om in de Open Oproep te stappen. Zo zal kortelings de nieuwbouw voor de VRT gepubliceerd worden, een traject dat ontzettend veel voorbereidend werk van ons heeft gevergd en waar we dus effectief trots op zijn om dit binnen de Open Oproep te mogen begeleiden. Als U die goede zorgen verkeerdelijk verwart met een schijnbaar te hoge ambitie van onze zijde dan kunnen wij dit enkel betreuren. De maatschappelijke ruimte vaart er immers wel bij. Dus wij zullen blijven doorgaan op dit urgent elan.
Gekoppeld aan de schaal van projecten maakt U melding dat sommige lokale besturen andere instanties bezitten om bouwtrajecten te begeleiden. U verwijst daarbij naar AG Stadsplanning te Antwerpen. Ik heb U daags na het verschijnen van Uw stuk telefonisch gemeld dat AG Stadsplanning sinds 1 april 2014 niet meer bestaat, en ben dus blij dat U een ‘nvdr.’ hebt toegevoegd aan Uw stelling. Tegelijk vind ik het verbazingwekkend dat een journalist – ik beschouw u in deze als een journalist - niet eens op de hoogte zou zijn van dergelijke recente feiten. Het is maar waar U de klemtoon wenst te leggen.
Omtrent de Open Oproep en de pre-selectie:
Uw aanklacht betreffende “het vissen in dezelfde vijver” kan dubbel geïnterpreteerd worden. Enerzijds is het zo dat voor de Open Oproep zeer vaak dezelfde architecten inschrijven, zowel nationaal als internationaal. Via interviews, lezingen en artikels omtrent de Open Oproep pogen we systematisch de scope van inschrijvers op te drijven en uit te breiden. Anderzijds wrijft U mij aan dat ik steeds weer dezelfde bureaus zou pre-selecteren (voor de goede orde: de bouwheer selecteert uiteindelijk de kandidaten). Ik kan U in eer en geweten meedelen dat ik breed en inclusief pre-selecteer en dat mijn ‘gusto’ daarbij alles behalve een determinerende rol speelt.
U meldt vervolgens dat ervaren bureaus – U noemt ze oude vaste waarden - uit de boot zouden vallen. Dat lijkt ons kort door de bocht. We hebben immers geen idee hoe U deze denominatie bepaalt - wat een vaste waarde zou betekenen, laat staan een oude waarde.
De pre-selectie gebeurt zoals steeds op een brede en inclusieve manier, en is sinds 15 jaar het voorrecht van de Bouwmeester, een wijze die tevens beleid werd door bOb Van Reeth en Marcel Smets. Het is daarbij van substantieel belang te melden dat de pre-selectie, en het feit dat de bouwheer hierop wenst verder te werken/bouwen, een wezenlijk teken van professioneel vertrouwen is tussen beide partijen. Het is als het ware de eerste test in het kunnen en durven rekenen op elkaar binnen een intens realisatietraject. En wij kunnen U garanderen dat het verzorgen en behouden van dat vertrouwen meer dan een full time bezigheid is. Maar ook daarover horen wij U geen woord reppen. U verwijst enkel naar het schijnbaar wantrouwen van de architecten aan ons/mijn adres.
Omtrent de Open Oproep en buitenlandse architecten:
Mogen wij U erop wijzen dat meer dan 50% van de inschrijvingen voor de Open Oproep afkomstig zijn van buitenlandse architecten, en dat percentage stijgt gestaag. Alvast veel meer dus dan de 1/3 die volgens Uw - nogal wankel - onderzoek in de uiteindelijke shortlists van de Open oproep belandt. Ik ben effectief de mening toegedaan, net zoals mijn voorgangers, dat buitenlandse architecten een bijkomende impuls kunnen vormen voor de onderhandelingsprocedure. Net zoals we steeds ook inzetten op jonge kandidaten (vaak ondersteund door meer ervaren kandidaten - toch wel). Sinds 2010 trachten we de Open Oproep doorgang te laten vinden in andere Europese contreien. Dit is geen sinecure omdat de Open Oproep gelieerd is aan het mandaat van en het vertrouwen in een Bouwmeester. Helaas kent men in het buitenland amper het concept Bouwmeester, ondanks onze info-sessies en onze aanwezigheid op buitenlandse fora. Wij geven evenwel de moed niet op en blijven inzetten op de uitbouw van een netwerk. U zal ten gepaste tijden vernemen welke resultaten we daarbij kunnen boeken.
U meldt en cours de route eveneens dat een gebouw van een buitenlands architect "ontzettend duur en meestal niet beter" zou zijn. Het staat U vrij dit te denken, maar enige sluitende argumentatie hieromtrent van uwentwege zou niet ongepast zijn.
Omtrent de Bouwmeesterraad en het afleggen van verantwoording:
De stelling, dat het Team Vlaams Bouwmeester geen (of weinig) verantwoording moet afleggen over het beleid dat het voert is helaas onjuist. Intern – zowel ambtelijk als politiek – bewandelen wij daarvoor de geijkte paden. Uitzonderlijk wordt daarvan afgeweken wanneer wij, bijvoorbeeld in een opiniestuk menen dat we het maatschappelijk goed in weerwil van het beleid dienen te verdedigen, zoals dit bijvoorbeeld het geval was met de Antwerpse situatie rond de stadsbouwmeester en AG stadsplanning. Naar buiten toe gebruiken wij de gekende middelen als publicaties, evenementen, lezingen, conferenties, website, artikels, … om ons beleid permanent te toetsen aan de urgentie van de realiteit.
Daaraan gekoppeld verwijst U naar de Bouwmeesterraad zoals die in de ambitienota werd neergeschreven. Deze heeft – voor de goede verstandhouding - reeds 2 maal plaats gevonden, meer bepaald op 27 juni 2011 en 6 maart 2012. De derde (en laatste) Bouwmeesterraad is voorzien voor 1 juli 2014. Uw aanname als zou er slechts 1 Bouwmeesterraad zijn doorgegaan en blijkbaar op 27 juni 2013 is aldus incorrect. Met betrekking tot de Bouwmeesterraad is het effectief nooit onze ambitie geweest om de verslagen – die wel degelijk bestaan – openbaar te maken. De opmerkingen van de bouwmeesterraad worden immers verwerkt in onze werking en de projecten die we ondernemen. Voor de samenstelling van de raad, zoals die trouwens ook op onze website verschenen is, hebben we gekozen voor een breed palet aan experts die onze culturele taak maximaal tegen het licht kunnen en durven houden. Dat daar geen privé architecten in zetelen lijkt ons evident, dit zou immers belangenconflicten kunnen genereren.
Omtrent de Bouwmeester en extern overleg:
Er dient een verschil gemaakt te worden tussen extern overleg, dat in het verleden wel degelijk heeft plaats gevonden (met NAV, G30, de Orde, het onderwijs,…) en de schijnbare wens als zou de Bouwmeester voor bepaalde karren - gerelateerd aan beroepsorganisaties - moeten kunnen gespannen worden. Wij durven hier te herhalen dat het mandaat van Vlaams Bouwmeester een onafhankelijk mandaat is.
De G30 heb ik in 2011 na een lezing aangespoord om bepaalde urgente acties te ondernemen, zonder daar evenwel ooit nog feedback over te krijgen. Met de beroepsorganisaties zijn er gesprekken geweest, en heb ik hen duidelijk trachten te maken dat het Team Vlaams Bouwmeester geen architectenkamer is. Dat is een gedachte die schijnbaar moeilijk doorgang vindt en effectief misschien een verder gesprek verdient.
Uw suggesties met betrekking tot de Bouwmeester zijn relaties tot het onderwijs en de eerlijke verloning van ontwerpers is aanbevelenswaardig maar wordt ons inziens in onze praktijk reeds zo maximaal mogelijk geïmplementeerd. Immers trachten we steeds ontwerpers in onze trajecten correct te laten vergoeden en werken we frequent en intens samen met diverse onderwijs- en onderzoeksinstellingen.
Omtrent “positieve” alternatieven:
U maakt in Uw stuk op een nogal vrijblijvende wijze melding van wat U “positieve” alternatieven noemt ten aanzien van het huidig mandaat van de Vlaams Bouwmeester. Daarbij lonkt U naar Nederland, waar de Rijksbouwmeester niet langer autonoom functioneert maar binnen het College van Rijksadviseurs, thans ir. Frits van Dongen, Rijksbouwmeester (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), prof. ir. Eric Luiten, Rijksadviseur voor Landschap en Water (Ministerie van Economische Zaken) en ir. Rients Dijkstra, Rijksadviseur voor Infrastructuur en Stad (Ministerie van Infrastructuur en Milieu). Ook dient daarbij correct vermeld te worden dat in Nederland deze jobs gedecimeerd zijn tot een half-time praktijk. Ik weet daarenboven niet of U reeds contact gehad hebt met de desbetreffende mensen? Ik kan U vanuit mijn contacten meedelen dat dit concept van een College alles behalve evident is in de praktijk. Indien U kost wat kost het Bouwmeesterschap wenst te depersonaliseren raden wij U ten stelligste aan vooreerst zeer sluitende argumenten aan te dragen waarom dit überhaupt een meerwaarde zou kunnen betekenen. Enige rigeur in Uw argumentatie zou ook alhier welkom zijn.
Omtrent uw steekproef:
Over de vele dimensies van het professionele wantrouwen dat ons/mijn deel zou zijn beroept U zich in uw stuk nogal mystiek op het feit dat U qua bewijslast “enkele bureaus” gesproken hebt. Het zou Uw stuk de nodige credibiliteit verschaffen indien U heel precies zou vermelden hoeveel van de 6.500 Belgische architectenbureaus U effectief bevraagd hebt, dit om een wezenlijke staalkaart te kunnen voorleggen. Mocht het stuk bovendien een correcte en transparant melding maken van wie er effectief bevraagd werd, zoals het bij een gewogen onderzoek de gewoonte is, zou dit een substantiële meerwaarde betekenen, en uiteindelijke een wezenlijke discussie mogelijk maken.
Tot slot
Wij kunnen enkel hopen dat U in de toekomst op een meer objectieve wijze over de werking van Team Vlaams Bouwmeester zal publiceren. Het zou daarbij architectura.be sieren indien het, alvorens een dergelijk stuk te publiceren, het Team Vlaams Bouwmeester zou bevragen omtrent de juistheid van de neergeschreven gegevens. Dit is immers gangbaar in reguliere journalistieke middens en strookt ook met de journalistieke deontologie. Wij betreuren dat dit niet gebeurd is, en het foutrijke en tendentieuze resultaat is er dan ook naar.
Als Team Vlaams Bouwmeester stellen we vast dat we de afgelopen 4 jaar geen énkele uitnodiging tot gefundeerd interview of gesprek mocht ontvangen vanwege architectura.be, dit in tegenstelling tot vele andere perskanalen. Het laatste interview met architectura.be vond plaats op 18/08/2010 en was opgevat als een dubbelinterview met Marcel Smets en mezelf omtrent het doorgeven van de fakkel. Het had ongetwijfeld heel wat misvattingen en a priori’s van Uwentwege in een juist perspectief kunnen plaatsen. En wij van onze kant zouden misschien beter kunnen begrepen hebben wat Uw bekommernis mbt de architectuurdiscipline en haar culturele ontwikkeling nu exact inhoudt, los van al te persoonlijke frustraties of insinuaties, die voor de duidelijkheid volledig voor Uw rekening zijn.
Wij zijn de mening toegedaan dat de architectuurdiscipline, die ons zeer na aan het hart ligt, beter verdient dan dit soort van gekleurde en ongefundeerde “berichtgeving”.
Hoogachtend,
Peter Swinnen/Vlaams Bouwmeester