Regelsystemen voor verlichting

Het is geen makkelijke klus om een goede keuze te maken in het uitgebreide gamma aan lampen dat tegenwoordig beschikbaar is. Om u hierbij te helpen publiceerde het WTCB de 'Praktische en technische gids voor de verlichting van woningen'. Architectura.be geeft u alvast een voorproefje: dit artikel bevat het volledige vierde hoofdstuk Regelsystemen voor verlichting.
Het is geen makkelijke klus om een goede keuze te maken in het uitgebreide gamma aan lampen dat tegenwoordig beschikbaar is. Om u hierbij te helpen publiceerde het WTCB de 'Praktische en technische gids voor de verlichting van woningen'. Architectura.be geeft u alvast een voorproefje: dit artikel bevat het volledige vierde hoofdstuk Regelsystemen voor verlichting.




Deze verlichtingsgids geeft een overzicht van de voor- en nadelen van de technologieën die voorhanden zijn, de verschillende lamptypes worden opgesomd en de noodzakelijke achtergrondinformatie om de labels op lampen te kunnen ontcijferen meegegeven.  Vervolgens doorloopt de gids de verschillende kamers van een woning waarbij steeds de meest energie-efficiënte oplossing aangeboden wordt. Zowel in de kinderkamer als in het toilet kan u immers energie besparen zonder in te boeten aan comfort.


Regelsystemen voor verlichting


Wat de regeling van de verlichting betreft, dient er een onderscheid gemaakt te worden tussen de regelacties, de regelstrategieën en de regelcomponenten.


4.1 Regelacties

De lichtstroom kan aan de hand van de volgende twee acties geregeld worden : het schakelen, waardoor de lamp ontstoken of gedoofd wordt naargelang van de behoeften en het dimmen, waardoor de lichtstroom aangepast wordt.

4.1.1    Het schakelen

Het schakelen (ontsteken/doven) is de makkelijkste manier om een lichtbron te regelen. De lamp wordt eenvoudigweg ontstoken of gedoofd naargelang van de behoeften (bv. door in te grijpen op het elektrische circuit).

4.1.2    Het dimmen

Bij het dimmen van de lamp (dimming in het Engels) wordt de lichtstroom aangepast aan de behoeften. Deze actie is vanuit technisch standpunt het gemakkelijkst te realiseren met gloeilampen, aangezien het in dit geval volstaat om de spanning van het voedingsnet te verminderen.

Het dimmen van fluorescentielampen is delicater omdat er voor de regeling van hun lichtstroom een specifiek voorschakelapparaat (een dimbaar elektronisch voorschakelapparaat) noodzakelijk is.

Terwijl ontladingslampen met een extern voorschakelapparaat gemakkelijk combineerbaar zijn met dit type voorschakelapparaat, is dit echter niet het geval voor fluorescentielampen met een ingebouwd voorschakelapparaat. Laatstgenoemd lamptype is meestal niet verenigbaar met de dimmers voor gloeilampen, waardoor het doorgaans niet mogelijk zal zijn om gloeilampen met dimmers te vervangen door standaard compacte fluorescentielampen. Men zal bijgevolg een beroep moeten doen op specifieke compacte fluorescentielampen.

Er bestaat eveneens een ander type dimbare compacte fluorescentielampen dat geen dimmer vereist en dat meteen op het bestaande elektriciteitsnet aangesloten kan worden. Deze lampen werken met een trapsgewijs dimsysteem waarbij het uitgestraalde gedeelte van hun nominale lichtstroom (bv. 3 %, 30 %, 60 % of 100 %) afhankelijk is van het aantal impulsen dat opgevangen wordt door het voorschakelapparaat.




4.2 Regelstrategieën

4.2.1    De tijdsregeling

De tijdsregeling is een controlestrategie waarbij een klok bepaalt wanneer een armatuur een bepaalde actie (bv. het doven, ontsteken of dimmen van de lamp) zal ondergaan. Dit kan zowel gebeuren op een bepaald tijdstip als na een zekere werkingstijd.

4.2.2    De aanwezigheidsdetectie


De aanwezigheidsdetectie vereist het gebruik van een sensor die de aan- of afwezigheid van een persoon in een bepaalde ruimte waarneemt. Op de Europese markt treft men hoofdzakelijk de volgende twee technologieën aan : passieve infraroodsensoren (PIR – passive infrared) en hogefrequentiesensoren (HF). De PIR-sensoren detecteren de beweging van een warm lichaam terwijl de HF-technologie gebaseerd is op het Doppler-effect (de reflectie van golven op een bewegend lichaam) en werkt volgens een principe dat gelijkaardig is aan een radar.

Een lamp kan in principe drie acties ondergaan : het ontsteken, het doven of - in minder voorkomende gevallen - het dimmen ervan. Sommige systemen kunnen bovendien volledig automatisch werken (ontsteking bij aanwezigheid en doving bij afwezigheid). Andere systemen die minder verspreid zijn maar wel de voorkeur genieten, regelen uitsluitend het doven van de verlichting. Hierbij moet de ontsteking dus manueel gebeuren. Dit soort sensoren wordt vaak ‘afwezigheidssensoren’ genoemd.

Aanwezigheidssensoren zijn vaak uitgerust met een systeem waarmee de dovingstermijn kan geregeld worden. Zodoende is het mogelijk om een ongelegen uitschakeling van de lamp te vermijden. In circulatiezones waar er veel beweging is, zal de voorkeur gegeven worden aan een korte termijn, terwijl er in ruimten waar de personen geruime tijd immobiel blijven eerder een langere termijn zal worden toegepast.

4.2.3    De daglichtdetectie

Daglichtdetectie is een controlestrategie waarbij er een lichtgevoelige sensor gebruikt wordt om de kunstlichtstroom te regelen afhankelijk van het daglicht. Net zoals bij de voorgaande strategieën kunnen er hier verschillende acties aan vastgeknoopt worden, maar wel met hun eigen kenmerken:

• de automatische ontsteking en doving gebeurt naargelang van de waargenomen verlichtingssterkte : de armaturen worden automatisch ontstoken als het donker wordt en gedoofd als het voldoende helder is

• de daglichtdetectie kan gecombineerd worden met een aanwezigheidssensor teneinde het ontsteken van de verlichting tegen te gaan als er niemand aanwezig is

• het licht kan gedimd worden om een constant verlichtingsniveau te waarborgen. In dit geval is het noodzakelijk om dimbare lampen en hulpapparatuur te gebruiken. De lichtstroom van de lampen wordt zodanig geregeld dat het verlichtingsniveau op het werkblad constant blijft.

Wanneer er voldoende daglicht is, zal de door de verlichtingsinstallatie geleverde hoeveelheid kunstlicht verminderen, waardoor er energie bespaard kan worden zonder afbreuk te doen aan het visuele comfort.

De eerste twee controlestrategieën die vooral in de residentiële sector gebruikt worden om de buitenverlichting te controleren, zijn het meest verspreid. Het derde type wordt voornamelijk toegepast in de tertiaire sector (kantoren, ...).


4.3 Regelcomponenten

4.3.1    De lichtschakelaar

De lichtschakelaar is het basisinstrument voor het bedienen van de verlichting. Het gaat hier om een element dat zorgt voor de mechanische afsluiting of opening van het elektrische voedingscircuit van de armatuur en bijgevolg ook de elektrische voeding van de lampen. Om hun toegankelijkheid te vergemakkelijken, worden de lichtschakelaars gewoonlijk vlak naast de toegangsdeur tot de ruimte geplaatst. Er kunnen tevens wissel- of kruisschakelaars aangebracht worden, waarmee het mogelijk is om de verlichting vanuit twee of drie bedieningspunten te regelen.

4.3.2    De afstandsschakelaar

Afstandsschakelaars zijn meestal terug te vinden in de elektrische sturingkast. Het gaat hier om een mechanisch relais dat gebruikt wordt in combinatie met drukknoppen die de ontsteking of doving van de verlichting mogelijk maken. Afstandsschakelaars bieden het voordeel dat de verlichtingsinstallatie met behulp van verschillende drukknoppen bediend kan worden. Ze zijn ook perfect geschikt om de verlichting in lange gangen of traphallen van appartementsgebouwen of hotels te regelen.

4.3.3    De dimmer

Een dimmer is een regelcomponent waarmee de lichtstroom van een lamp aangepast kan worden. Dit gebeurt doorgaans door de spanning van de voeding van de lichtbron te wijzigen. Hierdoor kunnen dimmers alleen gebruikt worden in combinatie met gloeilampen (inclusief halogeenlampen). Ondanks het feit dat er op de markt tegenwoordig ook een aantal specifieke compacte fluorescentielampen te vinden zijn die, aangesloten kunnen worden met dit type dimmers, worden deze vooralsnog slechts weinig toegepast. Dergelijke dimbare compacte fluorescentielampen op gelijkstroom vergen een specifieke dimmer die toelaat om hun elektronisch voorschakelapparaat te bedienen.

4.3.4    De tijdschakelaar



Een tijdschakelaar


De tijdschakelaar is een regelcomponent waarbij het licht automatisch uitgeschakeld wordt na een bepaalde werkingstijd. Deze werkingstijd wordt meestal vastgelegd door de gebruikers bij de installatie van het systeem. Deze regeling wordt vaak toegepast in circulatiezones (gangen, trappen, ...) waar de aanwezigheid slechts van korte duur is.

4.3.5    De tijdmeter

Tijdmeters bestaan in verschillende vormen en gebruiken de meest uiteenlopende technologieën (mechanisch, analoog of elektronisch). Hun basisprincipe bestaat erin om de automatische ontsteking en doving van de verlichting te laten verlopen volgens een vooraf vastgelegd uurrooster. Deze regeling biedt interessante toepassingsmogelijkheden voor de tertiaire sector, maar wordt slechts weinig gebruikt in de residentiële sector, tenzij dan voor het regelen van de buitenverlichting.

4.3.6    De aanwezigheidssensor

Er bestaan verschillende types van aanwezigheidssensoren waarmee het mogelijk is om de armaturen te ontsteken, te doven of te dimmen.
Een aantal van deze sensoren kan gebruikt worden ter vervanging van de klassieke lichtschakelaars, wat interessante perspectieven kan openen in het geval van een renovatie. Ze moeten echter wel steeds zodanig geplaatst worden dat hun detectieveld alle mogelijke bewegingen in de ruimte kan waarnemen.

In de residentiële sector worden aanwezigheidssensoren doorgaans toegepast om de buitenverlichting te regelen. Ze kunnen ook goed van pas komen in ruimten zonder vensters om te vermijden dat de verlichting onnodig zou blijven branden.



Een plafondsensor


4.3.7    De daglichtsensor

Daglichtsensoren kunnen op twee verschillende manieren gebruikt worden. De eerste manier bestaat erin om buiten (meestal op het dak of een gevel) of binnen (in het midden van een ruimte) een centrale sensor te voorzien die de verschillende armaturen bedient (ontsteken, doven, ...) naargelang van de gemeten verlichtingssterkte of de luminantie (helderheid) van venster- of deuropeningen. De tweede manier bestaat erin om de sensor rechtstreeks te verbinden met een armatuur teneinde zijn lichtstroom te kunnen regelen afhankelijk van de behoeften (bv. op het werkblad onder de armatuur).

Het is vooral deze tweede manier die gebruikt wordt in de residentiële sector. Hierbij wordt er voor de regeling van de buitenverlichting veelal gebruik gemaakt van een daglichtdetector in combinatie met een aanwezigheidsdetector.


Klik hier om de volledige publicatie te bekijken.

Bron: WTCB

Deel dit artikel:
Onze partners