"Renoveren is niet altijd de beste keuze vanuit ecologisch oogpunt"

Circulariteit en duurzaamheid zijn aspecten die niet meer weg te denken zijn uit de scholenbouw. Dit thema kwam dan ook uitvoerig aan bod tijdens het webinar ‘Comfort in scholenbouw’ dat Palindroom live uitzond op 4 oktober. Het webinar lokte maar liefst 385 kijklustigen. “Een schoolgebouw moet een schoolvoorbeeld zijn. Met elk gebouw moeten we aan onze kinderen en jongeren laten zien waar we met onze toekomst naartoe willen. Een school heeft een heel grote maatschappelijke verantwoordelijkheid in het verbeelden van die toekomst, in alle aspecten, en dus ook in het gebouw”, zette Frederique Hermans van a2o de toon.

Hoe kan je een school veilig en gezond ontwerpen en inrichten? Tijdens een interactief webinar deelden specialisten en ervaringsdeskundigen elk vanuit hun oogpunt, doorspekt met casestudies, hun expertise rond comfort in scholenbouw. Palindroom organiseerde dit webinar samen met VELUX Commercial, Kinnarps, Schell en modulyss. De sprekers waren Ilze Quaeyhaegens (cuypers & Q architecten), Frederique Hermans (a2o), Toon Possemiers (Cenergie), Sara Loonbeek (programmacoördinator bouw GO! onderwijs), Christophe Lagers (Kinnarps), Isabelle Degreef (modulyss) en Dirk Vanden Breede (Schell).

Tijdens het webinar gingen we dieper in op vier thema’s, die je verder in deze nieuwsbriefspecial kan ontdekken. Zo werden ook duurzaamheid en circulariteit uitvoerig besproken.

Nieuw bouwen of renoveren?

We openden het thema met een prangende vraag die we voorlegden aan de kijkers: “Worden er vanuit ecologisch oogpunt vandaag te veel scholen afgebroken en te weinig scholen gerenoveerd?” Bij de kijkers waren de meningen verdeeld, met iets meer dan de helft die vond dat er te veel scholen worden afgebroken. De stelling bracht ook bij de praatgasten discussie teweeg.
“Wellicht wordt er te snel nieuw gebouwd en te weinig gerenoveerd. Wij worstelen daarmee want renovatie is nu eenmaal vaak duurder dan nieuwbouw”, gaf Sara Loonbeek van het GO! toe. “Ook beschikt niet elk bestaand gebouw over de juiste structuur om daar hedendaagse onderwijsactiviteiten in te laten plaatsvinden, of kan het niet naar hedendaagse comforteisen gebracht worden. Daarom onderzoeken we binnen het GO! nu welke typologieën van gebouwen wel nog bruikbaar zijn en welke niet.”

Stellen dat renovatie altijd een beperktere ecologische impact heeft dan nieuwbouw is volgens Frederique Hermans van a2o trouwens te kort door de bocht. “We moeten realistisch zijn. In veel gevallen is het voor scholen niet haalbaar om twee jaar de deuren te sluiten voor een totaalrenovatie, maar dat betekent niet dat de vraag niet relevant is. Zo zijn we met a2o bezig met de reconversie van het Pachecogebouw in Brussel tot universiteitscampus. Daar zit ook een gedeelte nieuwbouw aan en daarbij denken we nu al na over het toekomstig gebruik als woon- of kantoorgebouw. Als we wel aan nieuwbouw doen, is het zaak om het toekomstige en mogelijks veranderende gebruik mee in rekening te brengen.” 

“Het is een eenvoudige vraag met een complex antwoord”, beaamt Toom Possemiers van Cenergie. “Ik ben geen voorstander van afbreken, maar ik ben ook geen voorstander van eender welk gebouw te gaan renoveren. Er moet altijd gekeken worden naar welke functies er in dat gebouw kunnen geplaatst worden met zo min mogelijk aanpassingen.”  

“Alles begint bij een analyse van het gebouw: is dat ooit ontworpen om een andere functie toe te laten?”, gaat Ilze Quaeyhaegens verder. “Bij de meeste oudere gebouwen is daar nooit over nagedacht. Bij recentere gebouwen is doorgaans wel al in rekening gebracht hoe ze kunnen evolueren in de tijd. Dat circulaire bewustzijn leeft vandaag gelukkig wel, ook bij de opdrachtgevers en voorschrijvers. Elke opdracht begint bij een goede opdrachtgever. Als die alleen zo snel mogelijk zo goedkoop mogelijk een gebouw wilt neerpoten, is het ambitieniveau heel laag en is de kans klein dat het een goed gebouw wordt.”

En daar wringt soms wel het schoentje. “Vaak wordt alleen gekeken naar de investeringskost en niet naar de total cost of ownership”, zegt Toon Possemiers. “Door gebruikskosten of aanpassingskosten niet in te calculeren, worden er soms foute keuzes gemaakt. Onderhoud maakt daarom best onderdeel uit van de aanbesteding.”

Een schoolgebouw moet een schoolvoorbeeld zijn”, benadrukt Frederique Hermans. “Met elk gebouw moeten we aan onze kinderen en jongeren laten zien waar we met onze toekomst naartoe willen. Een school heeft een heel grote maatschappelijke verantwoordelijkheid in het verbeelden van die toekomst, in alle aspecten, en dus ook in het gebouw.” 

 

De rol van duurzaamheidstools

Tools kunnen een leidraad bieden bij een duurzaam bouwproject. Zo is Kindercampus Theodoor ontworpen met de GRO-tool. “Het voordeel van dergelijke tools is dat duurzaamheid meetbaar wordt en dat je als opdrachtgever je ambitieniveau kan bepalen”, zegt Ilze Quaeyhaegens. “Goede architectuur zal sowieso beter scoren op de GRO-meter, maar het is een handige houvast om van bij de start duurzame keuzes te maken en die in te passen in het budget. Tools maken duurzaamheid en circulariteit bespreekbaar en bieden een aantal richtwaarden waaraan je ook moet gaan voldoen.”
“Het voordeel is dat je met zo’n meter bepaalde klemtonen kan leggen, maar ook bepaalde zaken niet uit het oog verliest. Het helpt om op alle vlakken het overzicht te houden”, meent Toon Possemiers.

Tegelijk zijn er allicht heel wat directeurs en leerkrachten die het in Keulen horen donderen bij een term als de GRO-tool. Circulair bouwen is een complex gegeven. Feit is dat een schooldirecteur van een lokale basisschool niet altijd mee is in dat verhaal. “Het hele bouwgebeuren is complex”, beaamt Sara Loonbeek. “Daarom moet een directeur zich in alle gevallen laten bijstaan door mensen met kennis van zaken. Een minimum aan kennis is nodig om de juiste beslissingen te kunnen nemen. Binnen het GO! hebben we daarom projectmanagers die de gebouwen realiseren.”

 

De prijs van circulair bouwen

Uit het publiek kwam de vraag of duurzaam en circulair bouwen niet altijd de duurdere oplossing. Daar waren onze praatgasten stellig over. “Nee, dat zou het althans niet mogen zijn”, zei Ilze. “We zitten nu wel in een transitieperiode waarbij nog niet alle fabrikanten op dezelfde lijn zitten, maar ik ben ervan overtuigd dat we circulaire gebouwen zelfs op de korte termijn kunnen realiseren voor dezelfde prijs. Het heeft veel te maken met het bepalen van je prioriteiten en het kiezen van de juiste partners. En nog belangrijker: op tijd met alle partners aan tafel zitten om te bepalen hoe je daar geraakt. Maar daar komt ook een juridisch aspect bij kijken. Circulariteit moet een plaats krijgen in openbare aanbestedingen.” 

“We zien duidelijk een evolutie in onze schoolgebouwen. Honderd jaar geleden werden ze gebouwd met x-aantal klassen voor 25 leerlingen. Vandaag zien we veel verschuivingen in de grootte van de lokalen. Elke aanpassing kost geld en als je van bij de start circulair ontwerpt, gaat die aanpassing eenvoudiger en spaar je geld uit. Na vijf jaar kan een bepaalde beslissing al renderen. Als je voor verplaatsbare wanden kiest bijvoorbeeld, levert die keuze zelfs al op heel korte termijn op.”

Uit het publiek kwam ook nog de vraag of scholengroepen niet meer op het niveau van hun patrimonium naar de life cycle cost moeten kijken. “Absoluut”, was de repliek van Ilze. “Met die instelling heb je al een heel ander discours aan tafel. Dan vertrekt een school niet meer van de investering die nu moet gebeuren, maar bekijkt ze de investering op de lange termijn. Het is natuurlijk makkelijk om iets goedkoop te kopen dat past binnen het budget, maar over x aantal maanden of jaren moet je het vervangen en dan heb je op het einde van de rit vaak meer uitgegeven dan wanneer je in het begin voor kwaliteit had gekozen. Hoe kleiner die onderdelen zijn, hoe minder groot de impact zal zijn. Maar als je gaat kijken op schaal van architectuur moet je die life cycle cost in rekening brengen. Dat zijn gebouwen die tientallen, in sommige gevallen honderden jaren meegaan. Je mag een bouwproject dan ook niet afrekenen op de initiële kost alleen.”

Deel dit artikel:
Onze partners