Met dit woonproject in de Gustave Schildknechtstraat in Laken wil Urban Nation Architects & Associates (Una|a) een contextueel relevant antwoord bieden op een van de voornaamste vraagstukken in hedendaagse stadsplanning: de reconversie van voormalige industriële sites in dichtbebouwde binnenstedelijke blokken.
De 2.800 m² grote site omvat een omvangrijk pakhuis dat in het begin van de twintigste eeuw werd opgetrokken, inclusief bijgebouwen, een openluchtparking en een voormalige directeurswoning. Het pakhuis, dat geen bijzondere historische of architecturale waarde heeft, wordt van de straat gescheiden door de openluchtparking en reikt tot diep in het bestaande stedelijke weefsel. De directeurswoning bevindt zich aan de straatkant. Hoewel ze niet op de lijst met beschermde monumenten staat, heeft ze een schilderachtige architecturale expressie die al tientallen jaren deel uitmaakt van het plaatselijke straatbeeld. De woning heeft haar plaats in het collectieve geheugen van de buurt dus niet gestolen. Het terrein is volledig verhard en verstoken van enige vorm van groen.
De site is omringd door een dens, gemengd stedelijk geheel uit de negentiende eeuw – typisch voor de wijk Oud Laken. De periferie van het bouwblok bestaat voornamelijk uit huizen, appartementsgebouwen en enkele herbestemde industriële volumes. In het hart van het bouwblok bevinden zich voormalige fabrieken en magazijnen, waarvan er één werd omgebouwd tot een residentieel gebouw met lofts, een ander tot een evenementenhal en een laatste tot een cultureel centrum. Achter de aanpalende tuinen staan een aantal kleine woningen. De confrontatie van de schaal en detaillering van de bescheiden puntwoningen met de imposante omvang van de voormalige industriële gebouwen levert een levendig contrast op, dat deel uitmaakt van de identiteit van de buurt.
Stedelijke grond was altijd al te kostbaar om te verspillen
Historisch gezien hebben steden de beschikbare gronden binnen hun gebouwblokken zelden tot nooit onbenut gelaten. Stedelijke grond was gewoon te kostbaar om te verspillen. Telkens wanneer de bevolkingsdruk of de economische groei op de beperkingen van de stadsgrenzen botste, vond er een verdichtingsoperatie plaats, waardoor er in de kern van bestaande gebouwblokken een grote verscheidenheid aan constructies ontstond: woongehelen, productiefaciliteiten zoals winkels, fabrieken en magazijnen of voorzieningen zoals scholen en openbare bad- en sportfaciliteiten, om er maar enkele te noemen. Meer recent hebben ook kantoren, openluchtparkings, garages en parkeervoorzieningen hun sporen nagelaten.
Als je met behulp van Google Earth over een stad ‘vliegt’, dringt het pas echt tot je door hoe divers de vormen en functies zijn die steden creëren om dergelijke gronden te ‘activeren’, op alle schalen en binnen de meest uiteenlopende stedelijke dimensies en typologieën. Wooneenheden hebben hun eigen diversiteit aan vormen gegenereerd, variërend van alleenstaande huizen of appartementsgebouwen tot pleinen, binnengebieden, doodlopende steegjes, voor- of achtertuintjes en ensembles op maat.
Net zoals op de site van het Schildknecht-project zijn veel van die vroegere functies en typologieën verouderd en/of verloederd. De overlast die het gebruik ervan met zich meebrengt – geluidshinder, mobiliteitsproblemen, luchtvervuiling … – is niet verenigbaar met de huidige sociale en milieunormen voor steden, waardoor de vraag rijst of een reconversie überhaupt zin heeft.
Los van hun gedateerde karakter en de overlast die zij veroorzaken, zijn er nog andere factoren die de herbestemming van deze terreinen wenselijk maken: zij zijn doorgaans zeer gesloten en bieden ook op het vlak van biodiversiteit quasi nul bijdrage – twee eigenschappen die niet langer in het kraam van moderne steden passen. Anderzijds hebben ze dankzij hun waardevolle ligging binnen het stedelijk weefsel vaak een groot potentieel om hedendaagse woon-, werk- en leefbehoeften in te vullen en de stedelijke inclusiviteit en vitaliteit te versterken.
Broodnodige reconversie
Voor deze stedenbouwkundige interventie aan de orde was, fungeerde de site als bandengroothandel. Het bedrijf in kwestie werd overgenomen en verhuisde naar een andere, geschiktere locatie. Gezien het steeds residentiëlere karakter van de omgeving en de specifieke typologie en locatie van het terrein, die zich niet leenden tot moderne industriële of opslagactiviteiten, was de opstart van een nieuwe professionele activiteit uit den boze.
De meest relevante reconversiemogelijkheid bestond er dan ook in het pakhuis te slopen en te vervangen door een nieuw woningcomplex, omringd door tuinen en gemeenschappelijke ruimtes die een welkome adempauze bieden in het dichtbebouwde stedelijke blok. Vermits ze veel betekent voor de buurt, wordt de directeurswoning gerestaureerd en volledig geïntegreerd in het project.
De typologie van de doodlopende steeg herdacht
Het project put inspiratie uit de historische typologie van de doodlopende steegjes. De vele beruchte Brusselse exemplaren, die ooit zo overbevolkt waren dat ze criminaliteit, ziektes en andere bedenkelijke praktijken in de hand werkten, werden afgebroken onder impuls van de openbare orde, vaak om plaats te maken voor grote, moderne complexen zoals winkels, kantoren of parkeergelegenheden. De weinige steegjes die overbleven, kregen een upgrade om te kunnen beantwoorden aan de huidige comforteisen en worden geprezen voor hun rustige, veilige en gezellige karakter. Ze versterken het gemeenschapsgevoel bij de plaatselijke bewoners.
Voortbouwend op deze typologie, met het oog op interactie en inclusiviteit, biedt het nieuwe gebouw plaats aan verschillende soorten appartementen die de sociale mix verder bevorderen. In totaal gaat het om 38 wooneenheden. Op het gelijkvloerse niveau aan de straatkant zijn ook nog twee kleine professionele ruimtes ingericht.
Het hoofdvolume dringt tot in het binnengebied door. Aan de noordzijde leidt het nieuwe voetgangerssteegje naar de verschillende ingangen en de gemeenschappelijke tuin. Aan de zuidkant genieten de privétuinen en -terrassen van de appartementen van een overvloed aan zonlicht.
Het steegje creëert een levendige ruimtelijke flow. Een smalle doorgang tussen de voormalige directeurswoning en de nieuwbouw verzekert de privacy en verlevendigt tegelijkertijd het straatbeeld door extra ademruimte te creëren en een glimp te bieden op het eerste deel van de binnenstraat. De smalle doorgang leidt naar een open binnengebied, waar de omringende beplanting voor een aangename setting zorgt en een paar banken uitnodigen tot verpozing. Het is een informele ontmoetingsplaats, het ‘plein’ van het Schildknecht-project.
Een deel van dit binnengebied wordt overbrugd door een volume dat het nieuwe gebouw verbindt met de aanpalende constructies. Nadien loopt het steegje nog verder door, om uiteindelijk over te vloeien in de gemeenschappelijke tuin, die toegankelijk is voor alle bewoners. Enkele moestuintjes bevorderen er de sociale interactie tussen alle generaties die het complex bevolken.
Positieve bijdrage aan het stedelijke ecosysteem
Met hun bomen, hagen, struiken, bloemen, groendaken, klimplanten die de zichtbare scheidingsmuren bedekken en plantenbakken die de terrassen afbakenen, stimuleren de privé- en gemeenschappelijke tuinen de biodiversiteit in dit ooit zo grauwe stedelijke geheel.
Het regenwater wordt ter plaatse opgevangen, opgeslagen, gebufferd en gedeeltelijk hergebruikt voor het onderhoud en de bewatering van het groen. In vergelijking met de voormalige situatie zal de impact van de site op het verzadigde openbare rioleringsnetwerk ongeveer vijf keer kleiner zijn.
Onopvallend inpassen in de plaatselijke context
Bij ingrepen in het hart van stedelijke blokken zijn een zorgvuldige omgang en een goed begrip van de context noodzakelijk om ervoor te zorgen dat het project geen nieuwe lasten met zich meebrengt die het herstelpotentieel van het plaatselijke stadsweefsel tenietdoen of overstemmen. Een grondige en systematische studie van de visuele wisselwerking tussen de nieuwbouw en zijn omgeving, in combinatie met een gedetailleerde schaduwanalyse, hielpen de architecten om de aangewezen vorm te definiëren. De doorzichten zijn bewust ‘ingekaderd’ en de raamopeningen zijn zorgvuldig gepositioneerd om enige vorm van ‘invasieve interactie’ te vermijden. Het project is vervolgens verder verfijnd tijdens de bouwaanvraagprocedure, in samenspraak met buren, vertegenwoordigers van lokale organisaties en de stedenbouwkundige autoriteiten.
Het ontwerpproces resulteerde in een hybride architectuur, die specifieke antwoorden op de contrasterende beeldtalen in de gemengde omgeving van het project combineert tot een origineel geheel. Het hoofdvolume telt drie verdiepingen en heeft een rechthoekige geometrie en een schaal die gerelateerd zijn aan de voormalige industriële gebouwen die in het stedelijke blok aanwezig zijn. Uitkragende balkons en variaties in hoogte, diepte en gevelmaterialen creëren een aangename levendigheid en een gastvrije gezelligheid. Boven op de primaire draagstructuur gaat een reeks kleinschalige volumes met puntgevels een subtiele dialoog aan met de cluster van kleine woningen achter de aanpalende tuinen. Hierdoor nestelt het project zich heel natuurlijk in het visuele weefsel van het stedelijke blok, terwijl het ook zijn eigen identiteit en eigentijdse kwaliteit accentueert.