Slijtvastheid van betonvloeren volgens de Böhmeproef

Tot voor kort werd de slijtvastheid van beton beproefd door middel van de in de norm NBN B 15-223 beschreven Amslerproef. Deze norm werd echter al in 1998 uit de NBN-catalogus geschrapt omdat de proefmethode onvoldoende reproduceerbaar bleek te zijn. In dit artikel spitst het WTCB de aandacht toe op de Böhmeproef volgens de norm NBN EN 13892-3, die in de herziening van de TV 204 (momenteel in voorbereiding) gekozen werd als referentiemethode voor de beoordeling van de slijtvastheid van betonvloeren.

Slijtvastheid van een betonvloer

Van zodra een betonvloer in gebruik genomen wordt, is hij onderhevig aan tal van slijtbelastingen (bv. de circulatie van voetgangers, het rollen van wielen, het verslepen van materiaal ...). De slijtvastheid wordt evenwel beïnvloed door verschillende parameters, waaronder de betonsamenstelling, het toegepaste slijtlaagmengsel en de hydratatiegraad van de cementpasta. Door het vervallen van de norm NBN B 15-223 (en bijgevolg ook van de Amslerproef) moest er in de herziening van de TV 204 geopteerd worden voor een alternatieve beoordelingsmethode voor de slijtvastheid.

Uiteindelijk viel de keuze op de Böhmeproef, waarnaar verwezen wordt in diverse wetenschappelijke artikels, technische verslagen en normen over de meest uiteenlopende betontoepassingen (bv. industriële buitenverhardingen, industriële vloeren, betonstraatstenen, betontegels, betonboordstenen en terrazzotegels).

 

De Böhmeproef

De Böhmeproef wordt uitgevoerd op vierkante proefstukken met een oppervlakte van 50 cm² en een dikte van minstens 4 cm (*). Het proefstuk wordt met het te beproeven oppervlak tegen een roterende schijf gedrukt, waarop vooraf een zekere hoeveelheid schuurzand aangebracht werd (zie foto's). Dit proefstuk wordt onderworpen aan 16 cycli van telkens 22 schijfomwentelingen, waarbij het schuurzand na elke cyclus vervangen wordt. De slijtvastheid wordt gedefinieerd als het gemiddelde volumeverlies na 16 cycli van drie proefstukken en wordt uitgedrukt in cm³/50 cm². Dit volumeverlies kan berekend worden uit de opgemeten massaverliezen, of – indien het proefstuk bestaat uit lagen met verschillende eigenschappen, wat bijvoorbeeld het geval kan zijn in aanwezigheid van een slijtlaag – door te kijken naar de opgetekende dikteverliezen.

 

Lees dit artikel verder op de website van het WTCB. 

Deel dit artikel:
Onze partners