Specificatie van beton voor diepwanden

In januari 2014 is er een herziening verschenen van de Europese norm NBN EN 206-1 met betrekking tot de specificatie, de eigenschappen, de vervaardiging en de conformiteit van beton. In vergelijking met zijn vorige versie uit 2001, bevat deze herziene norm NBN EN 206 enkele bijkomende eisen voor het beton dat bestemd is voor speciale geotechnische werkzaamheden. Het WTCB gaat er dieper op in. 

Deze eisen spruiten voort uit de plaatsingswijze van het beton in funderingen, zoals het geval is bij diepwanden waarbij het beton door middel van buizen op grote diepte (tot 30 m, of zelfs meer) gestort wordt in een steunvloeistof (bentonietsuspensie) die de stabiliteit van de uitgegraven sleuf verzekert.

De meeste van deze eisen zijn niet nieuw, aangezien ze reeds vermeld werden in enkele specifieke normen met betrekking tot de uitvoering van speciale geotechnische werkzaamheden, waaronder de norm NBN EN 1538 omtrent diepwanden.

Vroeger baseerden vele voorschrijvers zich bij de bestelling van beton voor diepwanden enkel op de norm NBN EN 206-1 en zijn bijlageNBN B 15-001 en zagen ze de eisen uit de norm NBN EN 1538 inzake de uitvoering ervan dikwijls over het hoofd.

Dit gaf niet zelden aanleiding tot moeilijkheden op de werf: uitvoeringsproblemen door een ontoereikende en niet-behouden vloeibaarheid tijdens het storten, een zwakke aanhechting tussen de lagen ten gevolge van een te snelle verharding, de aanwezigheid van waterafscheidingskanalen door een overmatige ‘bleeding’, een onvoldoende wapeningsdekking, holtes ... Gelet op het feit dat deze wanden meestal een definitieve functie vervullen met een verwachte levensduur van 50 jaar of meer, is het van groot belang dat ze geen significante onvolkomenheden vertonen. Men dient immers niet alleen te waken over de levensduur, maar ook te vermijden dat er tijdens de uitgraving grond of grondwater in de bouwput zou terechtkomen. Dit zou namelijk aanleiding kunnen geven tot belangrijke meerkosten voor de herstelling of – erger nog – tot schade aan de omgeving.

Aangezien tal van eisen uit de Europese norm slechts een ‘informatief’ karakter hebben en door elke lidstaat afzonderlijk vastgelegd moeten worden, zou de norm NBN EN 206 in 2016 aangevuld moeten worden met een herziening van de nationale bijlage NBN B 15-001. In het geval van speciale geotechnische werkzaamheden hebben de eisen voor diepwanden echter reeds een normatief karakter, vermits ze in de normatieve bijlage D opgenomen zijn.

Naast de aspecten die noodzakelijk zijn voor elke betonspecificatie (mechanische sterkte, omgevingsklassen of blootstellingsklassen voor de duurzaamheid ...), dient men er bij de betonspecificatie voor diepwanden voor te zorgen dat het:
 

  • een zeer goede verwerkbaarheid heeft
  • een grote ontmengingsweerstand vertoont
  • in staat is om op doeltreffende wijze onder invloed van de zwaartekracht verdicht te worden
  • gedurende het volledige betonneringsproces verwerkbaar blijft.

De specificatie moet niet alleen in overeenstemming zijn met de norm NBN EN 206 en de toekomstige herziening van de bijlageNBN B 15-001, maar ook de hieronder beschreven elementen bevatten.

 

1. De druksterkte

De druksterkte wordt vastgelegd door het studiebureau teneinde de stabiliteit van de diepwanden te verzekeren. Voor de uitvoering is er niettemin een aanzienlijke hoeveelheid cement nodig. Dit kan leiden tot een beton met een hogere sterkteklasse dan deze die om mechanische redenen vereist wordt.

2. De omgevingsklasse

Om de duurzaamheid van het beton te verzekeren, moet het over een minimaal cementgehalte en een maximale water-cement-verhouding beschikken en dit, in functie van de omgevingsklasse (zie de WTCB-Dossiers 2006/2.10) of de blootstellingsklassen en het feit of het beton al dan niet gewapend is. Onder de vorstgrens moet het beton voor diepwanden gewapend zijn en tot omgevingsklasse EE1 behoren.

 

Lees dit artikel verder op de website van het WTCB. 

Deel dit artikel:
Onze partners