Na de restauratie en uitbreiding van Antwerpen-Centraal krijgt Jacques Voncke van Eurostation met Gent Sint-Pieters opnieuw de opdracht om een ‘spoorwegkathedraal’ in te passen in een toekomstgericht stationsontwerp. In dit interview legt hij uit hoe hij tracht te komen tot een gebalanceerde symbiose van historisch en hedendaags.
Architect Jacques Voncke is niet aan zijn proefstuk toe. Hij was in opdracht van Eurostation al verantwoordelijk voor de indrukwekkende uitbouw van het station Antwerpen-Centraal en momenteel is hij de projectarchitect van het station Gent Sint-Pieters. Het is dus de tweede keer dat Voncke van Eurostation de opdracht kreeg om een historisch patrimonium te integreren in een toekomstgericht stationsontwerp. We vroegen aan Voncke of het niet moeilijk is om als architect rekening te moeten houden met bestaande spoorwegkathedralen in plaats van ‘carte blanche’ te krijgen en een volledig nieuw station te mogen ontwerpen.
Kan je dan nog echt creatief zijn als architect?
JV: “Absoluut. Een sterk ontwerp zit niet noodzakelijk in grootsheid. Vaak is soberheid veel moeilijker te realiseren. Mijn ontwerp van het Gent Sint-Pieters is gebaseerd op het versterken van de interne belevingswaarde van het station. Ik heb er veel tijd in gestoken om het ontwerp zo zuiver mogelijk te vertalen en door te trekken tot in de kleinste details. Sober vormgeven vergt heel wat creativiteit.”
De basis van het ontwerp voor Gent Sint-Pieters is met andere woorden sterk functioneel.
JV: “U noemt het functioneel, ik noem het een integere benadering van architectuur. Voor mij moet architectuur immers niet alleen mooi zijn, maar ook een doel hebben. Natuurlijk moet je als ontwerper niet stoppen bij het functionele. De meerwaarde bij mijn ontwerp ligt in het scheppen van interessante sferen. Zo moet een station meer zijn dan een overstapmachine, het moet er ook aangenaam vertoeven zijn. Een juiste sfeer creëer je door in te zetten op details. Ik wist dat door het gebruik van (natuurlijk) licht en door het scheppen van hoogte in een redelijk vlakke constructie, het gebouw zou opleven.
Het station heeft momenteel een onderdoorgang die 120 meter lang en 4,5 meter hoog is. Boven deze onderdoorgang liggen 12 sporen en perrons. Een donkere tunnel dus, met weinig of geen daglicht. Wel, ik heb de ingenieurs aangespoord om een spoorconstructie te ontwerpen die een minimum aan ruimte in beslag neemt. Hierdoor kon ik ruimte vrijgeven aan de onderdoorgang. Omdat perrons minder draagkracht nodig hebben dan spoorinfrastructuur, kon ik onder de perrons maar liefs 2 meter teruggeven aan de onderdoorgang. Bovendien gebruik ik hier lichtdoorlatende vloeren, zodat het daglicht in de onderdoorgang getrokken kan worden. Het resultaat is dat het tunnelgevoel volledig zal verdwijnen. Men wordt als het ware uitgenodigd om van de ene kant van het station naar de andere kant te wandelen.
JV: “Jawel, ik heb me bijvoorbeeld de vraag gesteld wat voor mij als ontwerper het belangrijkste is. Het leggen van een relatie tussen het station en de omgeving of prioriteit geven aan het naadloos overstappen op trein, tram en bus? Ik heb voor dit laatste gekozen. Dit overstapplatform had echter een barrière kunnen vormen naar de buurt en de nieuwe projectontwikkeling. Dankzij mijn ervaring in het station Antwerpen-Centraal, heb ik van in het begin veel aandacht besteed aan de driedimensionale mogelijkheden. Door de vloer al in het station te laten afhellen, kon ik een ondergrondse promenade onder het busstation tot aan de projectontwikkeling vormgeven. Ook op het stationsplein vertrekt een dergelijke promenade. Bovengronds heb ik dan bedacht om de projectonwikkeling als een brug over het tram- en busgebeuren naar voor te schuiven. Hierdoor krijgt het stationsplein, dankzij de dialoog tussen het stationsgebouw, de kop van de projectontwikkeling en de luifel van het busstation, weer de juiste intimiteit.
Een station vernieuwen is een langdurige opdracht. Is het moeilijk om je als architect zo lang te vereenzelvigen met het project?
JV: “Het is inderdaad moeilijk om het concept dat je hebt bedacht te bewaken tot en met de uitvoering. Allerlei krachten langsheen de tijdslijn proberen het concept, wegens een of andere reden – denk maar aan tijdsdruk, smaak, financiële redenen, technische redenen, nieuwe opduikende elementen, … - aan te passen. Ik vind het dan ook de taak van een architect om zeer actief alles te blijven opvolgen. Architectuur is voor mij pas geslaagd als het concept in zijn meest pure vorm gerealiseerd wordt en dit vergt grote aanhoudende inspanningen.”
Plannen