Steen&Been 100 (column Filip Canfyn): To build or not to build

Je kan schrijven of niet-schrijven. Niet-schrijven ligt voor de hand, je gaat daar niet voor, dat gebeurt vanzelf. Schrijven is wél een doordachte keuze, waarbij je afweegt of het zin heeft, of je zin hebt. Hetzelfde geldt voor bouwen of niet-bouwen. Bouwen is makkelijk, iedereen doet het, dat zit in onze genen. Niet-bouwen is wél een bewuste keuze, een uitdrukkelijke optie voor een lastigere maar levensvatbaardere route. In deze jubileumcolumn wil ik nog maar eens bevestigen dat en uitleggen waarom schrijven over niet-bouwen mijn principiële keuze is.

In het editoriaal van de Trends-vastgoedgids (20.04.17.) mag Hans Brockmans schrijven: “Vlaanderen staat aan de vooravond van een fundamentele – volgens sommigen fundamentalistische – bijsturing van het woonbeleid. De Vlaamse regering wil nog voor de zomer het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen goedgekeurd krijgen. (…) Vanaf 2040 mag zelfs geen nieuwe ruimte meer ingenomen worden. Marc Dillen van de Vlaamse Confederatie Bouw vreest dat die ‘betonstop’ de bouwsector ernstig zal ontwrichten. Het voorbereidend Witboek gaat volgens hem uit van weinig onderbouwde paniekcijfers. (…) Toch is het opmerkelijk dat de meeste specialisten zich achter de doelstellingen van het beleidsplan scharen. Op een enkele uitzondering na is er een consensus dat de steden moeten verdichten en dat in landelijke gebieden nieuwbouw enkel nog kan rond vervoersknopen en nutsvoorzieningen.”

De punt van mijn pen huppelt blij en wil ‘halleluja’ in inkt zetten. Na jaren pleiten pro ruimtelijk verstand, tegen de stroom in, krijgen de schrijvers in de woestijn zelfs de conservatieve pers zo ver dat deze een bescheiden goedkeuring van het niet-overal-bouwen afdrukt. De mentale transitie lijkt onomkeerbaar en dat maakt schrijven de moeite waard.

In 2015, eergisteren dus, wordt ‘Pleidooi voor het niet-bouwen’ (www.re-st.be) geschreven door academici, architecten en andere avantgardisten. Het vlugschrift blijft spijtig genoeg op de legplank van de vergetelheid liggen. Te ver van het bed van verkavelingsvlaanderen en haar stakeholders. “Het bouwen als een economische motor, die bewust of onbewust leidt tot overconsumptie van ruimte, staat in sterk contrast met actuele ecologische en sociale uitdagingen.” Te confronterend. “Onze ruimtelijke behoeften zullen in de toekomst wellicht alleen maar toenemen. Vanuit onze huidige bouwcultuur worden deze behoeften voornamelijk opgelost door telkens opnieuw kubieke meters toe te voegen. Niet-bouwen is niet enkel een alternatief dat zich naast bouwen manifesteert. Het niet-bouwen gaat het bouwen vooraf.” Te bedreigend. “Niet-bouwen is een werkwoord. Het gaat over bewust en doordacht omgaan met beschikbare ruimte. Zowel gebouwde als niet-gebouwde.” Te culpabiliserend. “Het niet-bouwen kan een manier zijn om ruimtelijk te corrigeren, al dan niet als bewuste strategie. Zonder iemand met de vinger te wijzen is het vaak welkom, en soms nodig, om foutief of negatief gebruik van ruimte in kaart te brengen en te veranderen. Bij tijd en stond moet er opgeruimd worden om dan weer verder te kunnen. Dat geldt zo voor elke kast maar zeker ook voor onze gebouwde ruimte. (…) Niet-bouwen is verschuiven waar nodig en weghalen wat kan.” Te omwentelend. “Niet-bouwen is denken over ruimte vanuit het delen en uitwisselen van behoeften. Dus afstand nemen van huidige denkpatronen die uitgaan van het hebben en consumeren van ruimte. ‘Toegang hebben tot’ wordt veel belangrijker dan ‘eigenaar zijn van’. Bezitten en controleren maken plaats voor gebruiken en benutten.”

Kortom, vanuit bouwen en overal-bouwen zitten we vandaag al aan niet-overal-bouwen, wat tot voor kort onmogelijk leek. We zullen ooit vanuit niet-overal-bouwen nog naar niet-bouwen moeten groeien. Om aan die noodzakelijke kar te trekken doe ik dat schrijven. Niet-schrijven zou nu alleen van gelatenheid en lafheid getuigen.

En dat schrijven doe ik (bovenal) voor architecten. Omdat zij in hun hoofd nog de zwaarste obstakels hebben zitten. Per definitie.  Waarom? De aard van het beestje. Zolang architecten architectuur als de overtreffende trap van bouwen beschouwen zullen zij niet-bouwen nooit ernstig nemen maar wantrouwen, zullen zij ruimte in gevaar blijven brengen in naam van de architectuur en zullen zij niet-bouwen of zelfs niet-overal-bouwen niet ondersteunen, laat staan propageren.

Ik neem het niet-schrijven ook niet ernstig. Daarom.

Deel dit artikel:
Onze partners