STEEN & BEEN. Architect of archetype (Filip Canfyn)
Onze huiscolumnist Filip Canfyn eert en citeert de honderdste en allerlaatste (maandelijkse) column van zijn Nederlandse collega op Architectenweb, Joost Ector. In ‘De mythe van de architect’ antwoordt de auteur treffend op de vraag: “Heb je in die tien jaar de positie van de architect zien verzwakken en wat is daaraan te doen?”.
“Het hoeft niet te verbazen dat in tijden van globalisering, digitalisering en verduurzaming ook de positie van de architect verandert. Gebouwen zijn steeds nadrukkelijker beleggingsobjecten geworden en daarom vragen opdrachtgevers om opbrengstmaximalisatie en risicobeheersing. Efficiency in ruimtegebruik, in bouwtechnische en energetische prestaties en in bouwmethoden wordt steeds belangrijker. Tekeningen hebben daarbij plaatsgemaakt voor multidimensionale digitale modellen die steeds meer informatie bevatten. Steeds vaker zijn het niet alleen mensen maar ook algoritmes die deze modellen genereren. Circulariteit maakt bouwen inmiddels tot het choreograferen van een materialenballet dat liefst zonder enige vorm van verlies en zo traag mogelijk door de ruimte beweegt.
Laten we aannemen dat wij architecten niet egoïstisch zijn. Dat uiteindelijk niet onze eigen positie, maar vooral de toekomst van de architectuur ons ter harte gaat. Dan zijn zorgen onnodig, denk ik. Elke waarlijk democratische samenleving zal altijd streven naar de best denkbare omstandigheden voor zoveel mogelijk mensen. Naar prettige, bruikbare en gezonde gebouwen die de zintuigen strelen en het brein uitdagen. Een doordacht, integraal, betekenisvol, schitterend ontwerp blijft daarvoor altijd onmisbaar. Alleen… wie gaat het maken?
De klus wordt steeds complexer. Daarom lijdt het ook geen twijfel dat wie hem succesvol weet te klaren niet voor zijn positie – of beloning – hoeft te vrezen. Voor echte systeemdenkers met strategisch inzicht, sociaal en politiek behendig, technisch begaafd, artistiek briljant, in staat om overzicht te bewaren én om alles samen te brengen in een coherent en consistent geheel – een échte synthese – ligt de toekomst van de architectuur voor het oprapen.
Alleen hebben we het dan vermoedelijk niet langer meer over één persoon, maar over een team van specialisten. Voor mij staat vast dat zo’n team het beste kan worden aangevoerd door een ontwerper en niet door een manager, al heeft-ie honderd peperdure cursussen design thinking achter de rug. Maar of we hem architect moeten blijven noemen…?
Het grootste gevaar voor de positie van de architect is de architect zelf. Of om preciezer te zijn: de mythe van de architect. Het romantische idee van de autonome, geniale eenling die eigenhandig de wereld vormgeeft, bestaat inmiddels vooral nog uit gewoonte en gemakzucht. Het blijft verleidelijk, zeker, en het communiceert makkelijk. Het verklaart fascinaties voor schetsen op bierviltjes, meesterwerken, iconen en visioenen. Maar het is ook misleidend, omdat het suggereert dat het oude model nog steeds het ijkpunt zou kunnen of moeten zijn.
In werkelijkheid hebben de meest succesvolle bureaus van vandaag hun succes zelden uitsluitend te danken aan één uitzonderlijk individu, maar aan een organisatie die begrijpt hoe ontwerpen tegenwoordig werkt: collectief, interdisciplinair, technisch geavanceerd, procesmatig volwassen. Verwarrend is wel dat ook zij hun vaandeldragers graag volgens de mythe blijven presenteren. Die werkt immers onverminderd goed bij marketing, lezingen, interviews en feestelijke openingen, en vindt dankbaar gehoor bij beleidsmakers, architectuurfans, studenten en het grote publiek. Maar voor wie zich laat afleiden door de façade blijft de essentie buiten beeld.
En daar zit het risico. Een deel van de architecten ziet alleen die façade en zoekt ten onrechte de weg vooruit in een terugkeer naar het archetype. Denkt dat we met meer autonomie, een uitgesprokener signatuur of een heroïsch gebaar de toekomst wel weer in het gareel krijgen – mits natuurlijk de economie grondig wordt hervormd, de samenleving schoonheid (waarover zoals bekend te twisten valt) opnieuw weet te waarderen en de overheid architectuur eindelijk weer centraal stelt. Maar hoe begrijpelijk het misschien ook is: wie zich laat leiden door nostalgie en het verlangen naar een voorbij verleden marginaliseert zichzelf – ongeacht talent of goede bedoelingen – en eindigt aan de zijlijn.”
Zo, dat was een makkie, dat citeren. Als iemand anders het goed kan zeggen, waarom niet? Trouwens, hij zit maar aan 100 columns, ik aan bijna 500 en dan mag ik ook eens lui zijn …