Onze huiscolumnist Filip Canfyn treint met zijn broer en hun beider geliefden naar Oostende om een monument te bezoeken, dat daar nog niét afgebroken werd: Arno.
Plaats van afspraak wordt Brasserie du Parc. Nostalgie oblige. Het degusteren van een garnaalkroket of roggevleugel wordt letterlijk overstemd door het spijtige lawaai van volle tafels, dat niet gedempt wordt door het zalige decor. Buiten wordt de stad stil en blaast de regen miezel, als een natte sonate richting de Venetiaanse Gaanderijen, waar Arno postuum optreedt in ‘The Show of Life’.
Vooral vijftigers en zestigers schuiven verwachtingsvol aan. Ook Serge Feys, de eeuwige toetsenmeester en bandbaas van Hintjens, wacht in de geduldige queue. Ik schaam me preventief wanneer ik hem voorzichtig bij de arm neem en fluister: “Merci voor alles.” Hij knikt al even beschaamd tevreden.
Fotograaf Danny Willems overspant een naar alle kanten spattend leven van een veelzijdig maar ook ongrijpbaar model. Beiden maken het citaat van Stijn Tormans meer dan waar: “Eeuwigheid kent geen tijd, maar godzijdank wel een sluitertijd.” Zelfs de stormende riff van ‘Middle class and blue eyes’ kan de ingetogenheid van de vele bedevaarders niet doorbreken.
Op de terugweg naar het station brult een carnavalsstoet zich door de stad. Maskers? Neen, de geest van Ensor wordt weerloos verdrukt door de dreun van opgefokte beats en boxen. Toch krijgt ook dit lawaai onze dankbaarheid voor de vitaliteit van maestro Arno niet meer kapot.