Onze huiscolumnist Filip Canfyn koopt een tweedehands boekje van Rudy Kousbroek in de Oxfam Bookshop en vindt daarin waarempel een interessante analogie tussen auto’s en architectuur.
Rudy Kousbroek (1929-2010), een goede allesschrijver en zielsverwant van Hugo Claus, Lucebert, Remco Campert en andere onterecht in de vergetelheid rakende auteurs, geeft in 1989, ruim dertig jaar geleden dus, zeven essays uit onder de titel ‘De archeologie van de auto’. Hij vindt de nieuwe wagens maar niets meer vanuit zijn fascinatie voor de Bugatti, de Chevrolet en zelfs de 2CV van een generatie vroeger, en die onvrede wil hij op papier kwijt.
Auto’s maken Kousbroek lyrisch: “De auto is niet een uitvinding maar een kunstvorm, net als bijvoorbeeld architectuur.” Die artistieke analogie bestaat volgens hem omdat voor auto’s en architectuur “de functie betrekkelijk strenge eisen stelt”. Evenwel, “het verschil is dat een soort proces van natuurlijke selectie zich sterker laat gelden voor auto’s dan voor gebouwen: voor allebei geldt dat de middelmatige en ongeïnspireerde oplossingen gemakkelijk in grote aantallen kunnen worden gemaakt, en dat gebeurt ook, maar prullen van auto’s worden sneller geëlimineerd dan prullen van gebouwen”.
Kousbroek noemt de 2CV (het populaire eendje, dat Citroën tussen 1949 en 1990 maakte) de beste auto ooit wegens de perfecte eenvoud. “Dit meesterwerk van vormgeving kon ontstaan omdat er aan het ontwerp alleen eisen werden gesteld van wat het DOEN moest en niet van wat het ZIJN moest.” De geschiedenis van de 2CV en de aanpassingen aan het oermodel gebruikt hij als metafoor voor de negatieve evolutie van de autoproductie. “Vrijwel alle modificaties en toevoegingen hebben afbreuk gedaan, terwijl ook de latere derivaten, zoals de Dyane, alleen maar kunnen worden gezien als pogingen om concessies te doen aan (…) krankzinnige voorwaarden van mode en burgerlijke pronklust.” Het had anders gemoeten: “iedere modificatie had in beginsel een poging moeten zijn om de 2CV duurzamer en vooral goedkoper te maken, zonder iets prijs te geven van het beginsel van eenvoud van het oorspronkelijke ontwerp”.
Wat geldt voor de 2CV gaat wellicht ook op, al zegt Kousbroek het zelf niet met evenveel woorden, voor de architectuur en ‘het gebouw’.