Filip Canfyn betreurt het overlijden van Tom Wolfe, schrijver van onder meer 'From Bauhaus to Our House', een boek over de nefaste invloed van Le Corbusier, Gropius en andere Mies van der Rohes, waardoor Wolfe 'persona non grata' werd bij architecten.
Tom Wolfe (1931-2018) is komen te gaan. Zo heet dat dan. De cultuurpagina’s van de betere kranten eren hem met goed op elkaar lijkende in memoriams, die het unisono hebben over de schrijver met zijn New Journalism en over de dandy met zijn wit kostuum. En natuurlijk ook over ‘The Bonfire of the Vanities’, zijn sublieme bestseller uit 1987, die leest als een pretpark en in mijn persoonlijke boekentoptien aller tijden prijkt.
Ik heb Wolfe vroeger leren kennen, via zijn ‘From Bauhaus to Our House’. Net 50 wou hij eens zijn nietsontziende zeg doen over de modernistische architectuur, over de ornamentloze less-is-more, over de nefaste invloed van Le Corbusier, Gropius en andere Mies van der Rohes. Hij spuide niet alleen esthetische kritiek maar schoot ook met maatschappelijk scherp omdat die volgens hem onzinnige (woon)architectuur opgedrongen werd aan de gewone man.
Uiteraard werd hij persona non grata bij de architecten, die hem verweten niets van architectuur te kennen en dus niet te weten waarover hij schreef. (Nog meer vanities … Trouwens, Gerrit Komrij met zijn eigenlijk betere ‘Het boze oog’ werd om dezelfde reden het zwijgen opgelegd in onze lage landen.) De niet-architecten, zeg dus maar de overgrote meerderheid van de mensheid, gaven hem wel gelijk omdat die moderne architectuur inderdaad niet omarmd werd door de gewone man. Waar dan weer iédereen over akkoord ging, was het feit dat de kritiek zeer goed geschreven was.
De in memoriams spreken niet over ‘From Bauhaus to Our House’. Vreemd? Misschien. Waarom? Omdat het boek niet belangrijk is of omdat architectuur niet belangrijk is?