Onze huiscolumnist Filip Canfyn verwelkomt de uitspraak van het Grondwettelijk Hof, die de relativiteitseis laat vallen. In mensentaal: om een bezwaar tegen een omgevingsvergunning(saanvraag) te mogen indienen moet geen persoonlijk belang meer aangetoond worden. Waarom die logica niet verder doortrekken?
Het Grondwettelijk Hof schrapt het hebben van een persoonlijk belang als voorwaarde voor een ontvankelijk bezwaar bij een omgevingsvergunningsprocedure. Daarmee wordt eigenlijk een correct principe hersteld: het vrijwaren van een algemeen belang (rond ruimte, mobiliteit, energie, erfgoed, water, klimaat, samenleving, …) heeft evenveel recht van spreken als het beschermen van een persoonlijk belang. Goed zo. Ik zou verder gaan: niet alleen een niet-persoonlijk belang goedkeuren maar ook een algemeen belang voorrang geven op een persoonlijk belang. Dat kleine persoonlijk belang van zowel de vergunningsaanvrager als de bezwaarindiener moet zelfs nietig worden bij een verwezenlijking van een groter algemeen belang of bij een bedreiging van een belangrijk algemeen belang. Voorbeelden? Windmolens en Ventilus.
De vergunningsaanvrager moet tevens beter zijn huiswerk maken. Hij moet in zijn plannen expliciet en a priori rekening houden met de gevolgen van zijn eigenbelang voor het algemeen belang en voor het persoonlijk belang van anderen. Hij moet aan bezwaarpreventie doen. Dan wordt de vergunningsprocedure eenvoudiger en eenduidiger: de overheid moet louter een afweging maken en een evenwicht zoeken. Bezwaren worden in dat geval maar relevant als ze ofwel een algemeen belang beschermen, dat het eigenbelang van de aanvrager overstijgt, ofwel vermijden dat dat eigenbelang op een onoverkomelijke, onterechte, onredelijke wijze schade toebrengt aan andere persoonlijke belangen ofwel onmogelijk maken dat alleen dat eigenbelang bevorderd wordt, ten koste van.
In de draaimolen van de omgevingsvergunningen mag inderdaad ‘wij’ meer dan ‘ik’ aan de flosj trekken.