Onze huiscolumnist Filip Canfyn wil bij de start van 2022 hulde brengen aan de zorgers. Hij bedoelt niet zozeer de welzijnverzorgers maar wel de welvaartbezorgers, die al even zwaar onder druk staan, niet wegens tweeduizend kostbare bedden maar wel wegens miljoenen goedkope deuren.
Een groep van mensen, waarvan de lezers van deze column wellicht weinig weet of besef hebben, laat staan dat die lezers ervoor werken of eraan verkopen, krijgt van socioloog Geert Schuermans een naam, een verhaal en een gezicht in zijn boek ‘De achterblijvers – Hoe de vloer onder de lagere middenklasse wegzakt’ (EPO, 2021). Hij brengt verslag uit van één jaar gesprekken met een medisch assistent, een kleuterleidster, een rekkenvuller, een arbeider, een poetsvrouw, … in Denderleeuw, Maasmechelen, Merksplas, Deurne, Houthulst, …, in doorsneeland dus. Schuermans wil het clichébeeld van die achterblijvers doorbreken, een beeld, dat vaak niet verder komt dan een a priori aversie (luiaards, die geen inspanning doen) of een charitatieve reflex (sukkelaars, die geen geluk hebben). Hij wijst op een gebrek aan inleving: zeker de ‘betere’ middenklasse veronderstelt al te snel dat hun eigen situatie de standaard en de evidentie zelf is. Mis, natuurlijk, of zoals een achterblijver het zegt: niet iedereen is een witte met voldoende geld, kennis en vrienden om zijn leven naar goeddunken in te richten.
"Niet iedereen is een witte met voldoende geld, kennis en vrienden om zijn leven naar goeddunken in te richten."
Die ‘niet iedereen’ zijn met veel, allemaal zogenaamde niet-marktconformen met één of twee matig tot slecht betaalde jobs, broodnodig om hun kinderen op te voeden, hun huis te huren en hun gas te betalen. Hun inkomen is te veel voor een schaarse sociale woning en te weinig voor een beetje comfortabele zekerheid. Schuermans verhaalt hoe ze leven in een continue ziekmakende stress (halen we het einde van de maand?) maar dit maatschappelijk probleem wordt door het beleid en de goegemeente al te graag uitgelegd als een psychologisch probleem, als een tekort aan veerkracht. Hij spreekt zelfs van een veerkrachtindustrie in de sociale sector, die munt slaat uit het leuren met porties aanpassingsvermogen maar ondertussen de oorzaak van de stress niet aanpakt, zelfs niet erkent.
Bij het lezen van het boek moet ik constant denken aan de overtreffende trap van de achterblijvers: de afvallers, die we optrommelen om o zo dringende aankopen aan onze deur te leveren. Wij betalen een habbekrats, zij krijgen een hongerloon. Wij vereffenen de rekening, zij ondergaan een nulurencontract. Wij zijn de nieuwe consumenten, zij zijn de nieuwe slaven van de verdozing, van het klikshoppen, van de gratis-24/7-nog-dezelfde-dag-rush, die wij nu gemakshalve aan corona en lockdown wijten. “Lockdown: middle class people hiding while working class people bring them things.” (*) Wie zich door een virus van zijn vrijheid beroofd voelt en dus denkt te moeten consumeren, die mag blijkbaar een arme afvaller schaamteloos in losse dienst nemen en daarna dumpen.
Ik breng een nieuwjaarshulde aan deze zorgers, aan deze bezorgers, die de ‘betere’ middenklassers op hun wenken bedienen. Die afvallers hebben, tot overmaat van ramp, die teringjobs nodig om niet helemaal in de vuilbak te belanden. Dat is het enige spijtige aan mijn consequente weigering om mee te doen aan die pakjespest en koerierskanker.
* Wie zich aangesproken voelt verwijs ik naar het boek ‘Homo Deliveroo’ (EPO, 2021), waaruit het citaat komt. Auteur is Herman Loos, nog een socioloog, die één jaar meereed met de dwangarbeiders van de weg.