Onze huiscolumnist Filip Canfyn grijpt de zenuwachtige media-aandacht, één jaar na de instorting van de school De Zuidzin in Antwerpen, aan om nog eens zijn punt rond buitenlandse bouwvakkers te maken. Zijn maag keert nog altijd, het tij niet.
Op netwerkevents en hoogstaandere ontmoetingen kom ik wel eens vak- en lotgenoten tegen, die vriendelijk maar monkelend beweren dat ik soms scherp schrijf, dat ik wel eens met de voeten vooruit tackle, dat ik veel op dezelfde nagel klop. Ik pleit schuldig wat dat laatste betreft. Ik lig bijvoorbeeld wakker van het probleem van buitenlandse bouwvakkers op onze werven. Mijn vorige columns liegen al zeven jaar niet: De taal van de aannemer (10.06.15.), De taal van de aannemer bis (24.08.16.), Huisjesaperitieverij (28.08.19.), R.I.P(ortugal) (21.06.21.) en R.I.P(ortugal) bis (28.06.21.). Ja, ik dram bijna jaarlijks door over deze schaamteloze uitbuiting omdat die niet verdwijnt.
But … you ain’t seen nothing yet. Uit het hoofdartikel (16.06.22.) van Karel Verhoeven in De Standaard, toch een nette kwaliteitskrant, citeer ik hieronder, à décharge van mijn obsessie.
“Een van de grootste bouwrampen uit de recente geschiedenis bleef beperkt nieuws omdat anonieme buitenlandse werkkrachten omkwamen. De onverschilligheid voor wie de grote bouwwerven draaiende houdt in dit land is geen randfenomeen maar de essentie van de ramp.”
“Nergens in Europa werken meer buitenlanders in de bouw dan in België: een op drie van de 300.000 bouwvakkers.”
“Het blijft mogelijk om de veiligheidsregels te schenden, sans-papiers tewerk te stellen, mensen uit te buiten, want de arbeidsauditoraten vervolgen moeizaam.”
“De hoofdaannemer (van De Zuidzin) werkte met 43 onderaannemers en leveranciers, die op hun beurt met tientallen bedrijfjes werkten, zodat een kluwen van honderden bedrijfjes aan de slag was.”
“Veiligheid was geen prioriteit, getuigen arbeiders. De werf moest vooruitgaan.”
“Laat dit tenminste de ramp zijn, die de Belgische bouw dwingt om zijn laxisme over buitenlandse bouwvakkers af te schudden.”
En laat, bij dit warme weer, de boter op de vele hoofden smelten zodat ik hier niet meer moet op terug komen.