Het boekje “vOlOp bOb – Wijze woorden van bOb Van Reeth, groot architect en bouwmeester” (ASP-Architectura-Palindroom, 2016) van Filip Canfyn is een ware verademing als stijlbreuk binnen de klassieke architectuurliteratuur. Dit verwondert ons niet: de auteur heeft reeds een uiterst leesbaar boek over verkavelingsvlaanderen bij dezelfde uitgever gepubliceerd en pent elke week een smakelijke column voor architectura.be.
Een leuke hommage aan bOb Van Reeth kan op zich nooit stuk. De hoofdrolspeler staat borg voor een interessant ontwerp- en bouwoeuvre en voor een meer dan relevante visie op architectuur, stedenbouw en maatschappij. Goed materiaal en handige vingers, beiden samen moeten wel vonken geven. Sinds juni 2013 wordt dan ook hard aan het handig geformatteerde boekje gekneed, in een nauwe maar toch objectieve samenwerking tussen auteur en subject.
Wat biedt het bOb-boek? Tien persoonlijke verhalen, honderdvijfentwintig spitante quotes over bijna twintig essentiële thema’s en bovenal tien pientere postkaartjes met cassante zinsneden van de eerste Vlaamse Bouwmeester. Deze originele gimmick, de uitscheurbare postkaartjes, is de grootste vondst van dit boekje en maakt deel uit van de ongelooflijk frisse vormgeving, die boeiend speelt met de klinker van ‘bOb’, waarvan het verhaal verteld wordt als één van de quotes:
“Die grote ‘O’ in mijn voornaam is eigenlijk een nul. In mijn studententijd maakten we een krantje en de plaklettertjes ‘B’ en ‘o’ waren op. Ik vond het resultaat, ‘b0b’, leuk.”
Zoals de auteur belooft op de achterflap is het resultaat géén architectuurboek: er staan immers geen prentjes in maar alleen zinnige woorden in hapklare dosissen. Na consumptie kan je het kleinood, dat oogt als een reeds met letters gevulde Moleskine, weer gezellig in de binnenzak stoppen, tot het opnieuw tijd is voor een volgend citaat uit bOb-zonder-naam. Een correct respect voor de morele nalatenschap en het mentaal patrimonium van bOb Van Reeth wordt hier warm aangevuld met een gezonde portie bewondering en verwondering naast een gedeelde passie voor de stad, voor het wonen en voor bovenal het stedelijk wonen.
Kortom, een gelaagd en geslaagd werkstuk over een nog springlevend monument van de Vlaamse architectuur. Om niet snel te vergeten, net zomin als deze rake oneliner op een postkaartje:
“In een stad is meer geheugen aanwezig dan op een stukje verkaveld weiland.”
Men zegge het voort.