Steen&Been (column Filip Canfyn): Bouwmeester, hij begint weer!

Naar wekelijkse gewoonte kruipt huiscolumnist Filip Canfyn ijn zijn pen voor Architectura.be en onderwerpt hij het architecturale reilen en zeilen aan een kritische blik in zijn column Steen&Been. Deze week stelt Canfyn dat het nieuws over de afschaffing van het Bouwmeesterschap niet als een donderslag bij heldere hemel kwam. "Ziezo, de kroniek van de aangekondigde dood is op regeringspapier gezet. Antwerpen wees al de weg met de overigens zonder oproer verlopen defenestratie van Bouwmeester Borret en dezelfde Antwerpse visie verovert nu vlot het Martelarenplein."

"Ik zit op het vliegtuig naar Lissabon en leer van de krant dat het Vlaams Bouwmeesterschap zal uitdoven: de boel wordt ingekanteld bij Ruimtelijke Ordening, waar er altijd plaats is voor verlichte geesten, het middenveld mag wat meekwaken en alle heil wordt verwacht van een college van experts, het écht oudste beroep ter wereld. Het woord ‘parachuteren’ ontsnapt mij.

Ik denk tevens op grote hoogte: “Ziezo, de kroniek van de aangekondigde dood is op regeringspapier gezet. Antwerpen wees al de weg met de overigens zonder oproer verlopen defenestratie van Bouwmeester Borret en dezelfde Antwerpse visie verovert nu vlot het Martelarenplein.”

En hebben we er niet om gevraagd misschien? In brede architectuurkringen (van de kleine hardwerkende lokale architect horen we zoals gewoonlijk niets, omdat daar toch niemand naar luistert …) werd de roede niet gespaard en werd zelfs meer op de man dan op de bal gespeeld. De Bouwmeester dacht te weinig corporatistisch, had te veel groen achter de oren, leek te weinig zichtbaar, deed te veel aan vriendjespolitiek, verwierf te weinig draagvlak, …

Ikzelf heb zowel publiek als onder vier ogen met Peter Swinnen altijd mijn gebrek aan sympathie voor zijn Bouwmeesterschap ruimer geduid: ik vond dat hij de verkeerde vragen opriep en de verkeerde oplossingen formuleerde, dat hij teveel geloofde dat problemen vanzelf verdwijnen door er ontwerpvraagstukken van te maken, dat hij niet goed omging met de paradoxale spagaat tussen enerzijds zo voorzichtig zijn dat we even goed geen Bouwmeester hebben en anderzijds zo overtuigend optreden dat de Bouwmeester toch weggepest wordt, kortom, dat hij het Bouwmeesterschap zelve aan het ondergraven was.

“Dus hebben de enen wat ze willen en de anderen wat ze vreesden,” denk ik dan bij landing.

 

Terug in dit nieuwe Vlaanderen merk ik dat het leven, zoals in Antwerpen, weer voortgaat. Dezelfde brede architectuurkringen blinken niet uit door revolutionaire bloeddruk en alleen een petitietekst circuleert, evenwel zonder ‘kaakslag’ erin, een begrip, dat bepaalde middens nochtans zeer goed begrijpen. De pers pelt verder komkommers. De Open VLD borrelt wat maar heeft die ene nacht zoveel geslikt dat die Bouwmeester er nog bij kan. De CD&V heeft het veel te druk met de budgetten voor Onderwijs en Welzijn en laat Grand Old Lady Wivina een schaduwgevecht voeren. Kortom, de wind is al weer gaan liggen.

 

Voor alle duidelijkheid, ik ben uiterst ongelukkig met die beslissing van de Vlaamse Regering maar ook met andere beslissingen. Met eenzelfde gemak wordt immers het budget voor de meer dan nodige sociale woningen met 150 mio euro gedecimeerd terwijl slechts een kleine tien percent van de contraproductieve woonbonus de volgende vijf jaar ingehouden wordt. Architecten kunnen zich druk maken over het aantal nieuwbouwwoningen, dat op die manier niet zal stijgen, Bouwmeester of niet, maar daar gaat het mij nu zelfs niet om.

Al die beslissingen vertalen vooral de grondtoon, de tijdsgeest en de attitude, die zichzelf begin mei een electoraat van zeker één derde maar eigenlijk twee derden van de Vlamingen bijeengespaard heeft. Die grondtoon vindt dat iedereen voor zichzelf moet zorgen en wie daarin niet slaagt het zelf gezocht heeft, dat maar beter vastgehouden wordt wat er is, ook als dat op termijn verkeerd uitdraait, dat de overheid incentives mag uitdelen maar zich verder niet moet moeien. Herkennen we dit? In mijn laatste boek heb ik dit fenomeen de vermiddenklassing genoemd maar toen hadden de verkiezingen nog niet voor de negenproef gezorgd. En nu zien we de gevolgen: eenzelfde logica snijdt in de sociale huisvesting, behoudt de woonbonus en zet de Bouwmeester op non-actief.

En willen de architecten de eigenschappen van de grondtoon eens opnieuw lezen? Wordt dan niet de eigen grondtoon herkend: weinig interne solidariteit, veel conservatisme en een Bouwmeester, die een vijand wordt als regulator voor de overheid maar weer een vriend, één van ‘ons’, wanneer hij geen opdrachten meer kan schenken …? Wordt hier geen koekje van eigen deeg gegeten? Moet de bezorgdheid niet verder gaan dan het voortbestaan van de Bouwmeester?

 

Ik heb de petitie tegen de afschaffing van het Bouwmeesterschap niét ondertekend en ik heb dat ook, met de nodige verantwoording, meegedeeld aan de initiatiefnemers.

Ik heb het moeilijk met het expliciet verband, dat causaal gelegd wordt tussen een Bouwmeester en een zelfverklaarde hoge kwaliteit en kwantiteit qua architectuur, zeker als die link, pour la bonne cause, omgedraaid wordt: zonder bouwmeester zal er dus geen kwantiteit noch kwaliteit zijn. Als vijftien jaar Bouwmeesterschap écht zoveel opgeleverd heeft en als het werkveld niet volwassen genoeg is om die mérites vast te houden, wat de Vlaamse Regering ook uitspookt, dan is het werkveld zeer ziek en geen Bouwmeester meer waard.

Ik heb het ook moeilijk met het impliciete verband, dat onderhuids gelegd wordt tussen de kritiek op de (huidige) Bouwmeester en de partijpolitieke argumentatie om de Bouwmeester verbannen. Daar is het nestbevuilingssyndroom weer! Moeten architecten dan nooit eens zichzelf, hun rol, hun maatschappelijke positie in vraag stellen? Zijn architecten dan niet betrokken bij die grondtoon, die tijdsgeest en die attitude? Beschouwen architecten zichzelf echt als ‘noch kip noch ei’?

 

Mag ik een tegenvoorstel doen, in alle ernst?

Waarom duidt het werkveld van architecten (en opdrachtgevers?) niet zélf een Bouwmeester uit eigen rangen en in consensus aan? Een figuur, die over die onafhankelijkheid, maturiteit en zeggingskracht en over dat charisma en meesterschap beschikt dat hij kan bruggen slaan, belangen verzoenen, vingers wijzen en dat hij het architectuurgedrag van de overheid en van de architecten streng maar rechtvaardig kan beoordelen en sturen?

Zou de overheid dan niet rap zelf een Bouwmester aanduiden om te vermijden dat dit snode plannetje van zelfbestuur lukt? Een Bouwmeester met minder onbesprokenheid, tenzij de overheid die schaduw-Bouwmeester overneemt? Iedereen gelukkig toch?

Of is het werkveld niet in staat die figuur te vinden? Of is het werkveld niet in staat om die consensus rond een figuur te bereiken?

Of heeft het werkveld dan toch die overheid nodig om iemand of een college aan te duiden, die de prestaties van het werkveld beoordeelt? Of wilt het werkveld helemaal geen Bouwmeester maar wel een vehikel voor opdrachtverwerving bij de overheid, die het eigen gebrek aan solidariteit, slagkracht en scherpzinnigheid camoufleert?

 

Ik denk dat het nieuwe Vlaanderen, dronken van vermiddenklassing maar spookrijdend, een nieuwe bOb nodig heeft. Als de overheid die niet kan vinden, moeten de architecten misschien eens zelf het stuurwiel in handen nemen.

Deel dit artikel:
Onze partners