Tweewekelijks kruipt huiscolumnist Filip Canfyn in zijn pen voor Architectura.be en onderwerpt hij het architecturale reilen en zeilen aan een kritische blik in zijn column Steen&Been. Deze week vertrouwt Canfyn een lyrisch relaas van zijn architecturaal-culturele trip richting noorderburen (Otterlo) toe aan het digitale papier.
"Met enig schaamrood op de wangen moet ik bekennen dat ik pas onlangs voor de eerste keer het Kröller-Müller-museum, in Otterlo middenin de Hoge Veluwe, binnenliep. Uit protest had Henry Van de Velde die zaterdag zijn paviljoen in bescherming genomen met een stellingengeraamte en stofwerende doeken. Mijn ogen voelden zich terecht gestraft door de Belgische huisarchitect.
Ik had duizendvoudig ongelijk niet eerder gekomen te zijn. Het natuurgebied was prachtig, het park was prachtig, de collectie was prachtig. Het museum zag grijs van het volk: niet zwart, daarvoor lag de gemiddelde leeftijd van de vele bezoekers te hoog. Kunst en zeker museumshops moeten tegenwoordig rekening houden met de rollators en scootmobiels van hun blijkbaar voornaamste wingewest, de cultuurminnende bemiddelde senioren …
De geschiedenis van het echtpaar Kröller-Müller, schatrijk mààr met een eminente smaak en voorzienigheid, verplaatst ons in artistieke termen naar het einde van de negentiende eeuw en het begin van de twintigste eeuw, een tijdsgewricht, dat dan ook buitengewoon geïllustreerd wordt door de verzameling, die meneer en mevrouw stapsgewijs aangelegd hebben. Wat een overvloed! En toch konden ze in hun weelde selectief zijn. Ze begonnen Van Gogh te kopen in 1912 voor een habbekrats en spendeerden eigenlijk nog altijd niet veel bij hun laatste verwervingen in 1928, net voor Vincent langzaamaan onbetaalbaar werd. Ik zag in elk geval een selectie, die kwalitatief en kwantitatief kan concurreren met de inventaris van het Amsterdamse Van Gogh-museum en die vooral de donkere doorwrochte Nederlandse periode, nu ja, belicht.
En toen moest het beeldenpark nog komen.
“Jardin d’Email” van Jean Dubuffet, de regent van de art brut, lag daar plezant plastisch te wezen met een immense hoop witgeschilderd beton inclusief sprekende zwarte lijnen. Op deze bijna goddelijke, op het gras in het bos achteloos achtergelaten en zich welwillend uitvlakkende koeiendrol speelden kinderen en mijmerden ouderen voor ze weer het steile trapje in het smalle torentje zouden nemen richting de wereld daar ergens. Hier werd immers buiten even binnen. Intiem, metelijk, eindig. Dubuffet gaf een vloer aan de eeuwige ruimte en maakte zo architectuur van kunst.
Absoluut hoogtepunt werd nog, tegen sluitingsuur aan, het ver verstopte Aldo Van Eyck-paviljoen, een reconstructie uit 2006. Deze Nederlandse architect, die met het ontwerp van ruim zevenhonderd speelpleintjes vanaf de jaren zestig Amsterdamse stadsgeschiedenis schreef, gebruikte hier zijn geliefkoosde beton(stenen) om rechte en bolle wanden te bouwen en een schuilplaats voor vooral interbellum-beeldhouwwerken in het bos over te houden, uit te sparen, in te kaderen. Een welingelichte bron had mij nog maar enige dagen eerder toevertrouwd dat het opnieuw in de mode kwam, het brutalisme, maar ik moest slechts eventjes aan dat onbehouwen woord denken. Niemand merkte het op maar het kon wellicht ook niemand wat schelen. Het paviljoen onder een transparant dak schiep in elk geval uit het niets een doolhofje voor ontdekkers, waarvan de boomkruinen volop kunnen meegenieten. Van Eyck deelde lucht in en filterde licht uit. Hij gaf muren aan de onmetelijke ruimte en maakte zo kunst van architectuur.
Ik hoorde in de verte Dubuffet tevreden zuchten terwijl de bladeren samen de avond in ritselden.
BIENNALE INTERIEUR: Villa M
In het kader van Biënnale Interieur 2014 kan je op 24, 25 en 26 oktober tussen 12 en 18 uur voor de laatste keer vrijelijk rondlopen in (en ik citeer de initiatiefnemer) de indrukwekkende brutalistische Villa M uit 1968 van de hand van Jan Tanghe (Jan Van Eyckstraat 11, Kortrijk).
Jan zaliger was vriend des huizes, medestichter van Groep Planning en vooral mijn eerbiedwaardige stagemeester, dus belangrijk voor mijn globale opvoeding. Uit dankbaarheid, respect en nieuwsgierigheid ging ik vorig weekend al eens kijken naar zijn ontwerp.
Er stonden wat meubelen, er hingen wat schilderijen maar vooral de villa maakte indruk, binnen en buiten. Mijn geliefde zei spontaan dat ze in dat huis zou kunnen wonen. Ik ken haar genoeg om te weten dat ze zo een groot compliment maakt voor architectuur, die kunst wordt maar ook veel meer is. Ik heb haar moeten teleurstellen: het huis is zojuist verkocht en wordt zondag 26 oktober om 18 uur plechtig en bruisend overgedragen aan de nieuwe eigenaars.
Haast en spoed zijn dit keer goed!"