13 november 2015, een zwarte bladzijde in de geschiedenis van Parijs. Enkele uren voor de aanslagen schreef huiscolumnist Filip Canfyn nog aan zijn nieuwe boek over verkavelingsvlaanderen. "Het gaat over hippe cafés alias cafés branchés, stedelijk gedrag en de vermeende invloed op elkaar. Het gaat vooral over niet te snel conclusies trekken, zeker niet conclusies, die we graag zouden hebben en daarom zomaar geloven."
"In deze verwarde en verwarrende tijden schrik ik vaak op van de stelligheid en het aplomb, waarmee door de media geprezen experts menen oorzaken en gevolgen te moeten linken. Over de gevolgen raken ze het eens, de discussie zit hem dus in de oorzaken. Aan het ene uiterste van het verklaarspectrum worden een achtergestelde buurt, een magere opvoeding en een povere scholing rechtstreeks gelijmd op het radicaal zwaaien met machinegeweren, aan het andere uiterste wordt contextualiteit van tafel geveegd maar worden persoonlijkheidsstoornissen, lonely-wolf-genen en losse religieuze schroefjes met de vinger gewezen. Bijna tachtig jaar geleden werden ook al eens een economische crisis of een specifieke kleur van haar en ogen misbruikt om de geschiedenis te herschrijven, dus passen we maar beter op met zulke rechtlijnige verklaardwang.
Het toeval wil dat ik de namiddag van 13 november, uren voor de laffe moord op Parijs, onderstaand stuk schreef voor mijn nieuwe boek over verkavelingsvlaanderen. Het gaat over hippe cafés alias cafés branchés, stedelijk gedrag en de vermeende invloed op elkaar. Het gaat vooral over niet te snel conclusies trekken, zeker niet conclusies, die we graag zouden hebben en daarom zomaar geloven.
In “De Standaard” van 13.11.15. vermeldt Bart Brinckman een sociologisch onderzoek van Ympkje Albeda (UAntwerpen), waarin wordt aangetoond dat de geroemde sociale mix in de stad de sociale mobiliteit niét bevordert. Blanke middenklassers liggen niet echt wakker van die maatschappelijke opportuniteit maar hanteren vooral praktische, nuchtere argumenten om in een veelkleurige buurt te wonen: goedkope huizen, centrale ligging zonder autobehoefte, winkels, die op onwaarschijnlijke uren open zijn. Ook niet-Belgen hanteren dezelfde zakelijkheid en appreciëren vooral de snellere contactmogelijkheden met landgenoten.
Dat het beleid de komst van blanke middenklassers in achterstandswijken en dus de gentrificatie toch blijft aanmoedigen omwille van die sociale mix en mobiliteit maakt ook de zittende bewoners niet gelukkiger. Hun buurt wordt misschien wel opgeknapt maar de nieuwkomers klitten toch samen in hun eigen homogene wereld met zelfs hun eigen cafés, zonder de door het beleid verhoopte multiculturele uitwisseling. Diversiteit mag trouwens voor niemand te ver gaan: iedereen, nieuw en zittend, verkiest, bij wijze van voorbeeld, een school met minstens de helft blanke kinderen vanwege de hieraan toegedichte kwaliteitsgarantie voor het onderwijs.
Bovenstaande bevindingen worden verder verfijnd door een onderzoek van Daniel Zamora en Mathieu Van Criekingen, dat Laurent Vermeersch signaleert in “Brussel Deze Week” van 12.11.15., in casu, “Dans les cafés ‘branchés’ de Bruxelles: mixté sociale ou nouvel entre-soi?”, een hoofdstuk van “Bruxelles, ville mosaïque” (Editions de l’Université de Bruxelles, 2015), in een redactie van Perrine Devleeschouwer, Muriel Sacco en Corinne Torrekens. De onderzoekers merken op dat het discours rond sociale mix vooral rekent op een wederzijds verrijkende cohabitation binnen een neutrale stedelijke omgeving, die zich spanningsloos en open voor contacten gedraagt. Daarom ook worden alternatieve handelszaken aangemoedigd vanuit een beleid voor stedelijke renovatie, zeker in Brussel. Deze doelstelling wordt door Zamora en Van Criekingen getoetst in een reeks als hip bekend staande cafés in zogenaamde volkswijken of vergeten buurten, die worden herontdekt door middenklassers. De betrokken cafés zouden moeten werken als vectoren van een welgekomen diversificatie van de sociologische samenstelling van die wijken en buurten maar hoe zit dat écht met die sociale mix en mobiliteit?
Het onderzoek wijst uit dat deze hippe cafés geenszins open staan voor hun buurt maar eerder een plek vormen voor gelijkgestemden, die een nieuw onderonsje afbakenen. De klanten hebben een vergelijkbaar socio-demografisch profiel, dat echter significant verschilt van het profiel van de bewoners van de wijk, waarin die cafés zich situeren. In de hippe cafés zitten relatief veel minder werklozen en veel meer hoger opgeleiden. Slechts één derde van de klanten woont trouwens in de gemeente, waar het hippe café ligt. De homogeniteit binnen de hippe cafés kan niet méér contrasteren met de heterogeniteit van de buurt. Waar de lokale cafés vooral een vast, stabiel publiek hebben richten de hippe cafés zich op een zeer mobiele, zich cosmopolitisch voelende en fluïde doelgroep. Tussen beide werelden loopt een dikke grens, die niet overschreden wordt, laat staan dat veel vermengd wordt. Die eventuele vermenging wordt voor alle duidelijkheid door beide werelden zelfs amper gewenst.
In de hippe cafés moeten de tafels ook eenvoudig en sober zijn maar niet in de simpele betekenis van deze adjectieven: het moet meer over ouderwets en authentiek gaan. Die tafels definiëren bovenal afgescheiden privé-zones van ‘mijn-tafels’. Ondertussen komen en gaan de klanten en blijven de contacten meer afstandelijk dan familiair. Volkscafés worden dan weer bezocht om gezelschap te vinden, om kennissen opnieuw te ontmoeten, om van tafel tot tafel te gaan, om aan ‘wij-tafels’ te zitten.
Kortom, de gedachte dat hippe cafés en alternatieve handelszaken de sociale mix bevorderen heeft veel weg van een mythe, die moet ontkracht worden. De hippe cafés zijn vooral ruimtelijke dragers en signalen voor de levensstijl van een nieuwe stedelijke middenklasse, die in dat decor haar sociale identiteit onderlijnt. De hippe cafés zijn dan ook geen teken van stedelijke vernieuwing onder het vaandel van diversiteit maar een specifieke uitdrukking van sociale dominantie onder het mom van diversiteit, een masker, dat eigenlijk ongelijkheid benadrukt. De sociale breuk wordt zo bevestigd en uitgediept in een omgeving van nabijheid tussen groepen, die inderdaad niet expliciet gescheiden worden door hekkens of portiers maar door de logica en bestaansreden zelf van die hippe cafés en van hun diensten, die hun doelgroep de facto vooraf selecteren."