"Onderstaande column werd begin december geschreven als opiniestuk voor een aantal Vlaamse kranten en mag dan ook niet gelezen worden als reactie op de benoeming van of als boodschap voor de nieuwe Brusselse en Antwerpse bouwmeesters," stelt Filip Canfyn. "Kristiaan en bOb (ad interim) kwamen pas op de grootstedelijke proppen nà dit opiniestuk. Ik wens ze beiden trouwens veel succes en vooral veel inzicht toe."
"Dat de stad heel wat vijanden en aanhangers van de stelling “onbekend is onbemind” telt staat buiten kijf. Dat ook de bestuurders zelf van onze twee grootste steden een moeilijke relatie hebben met hun eigen werkterrein en koppig slechte recepten toepassen moet ons zorgen baren.
Neem nu de Brusselse regering van Rudy Vervoort, die naar buiten komt met tien belangrijke bouwwerven voor de nabije toekomst.
Uiteraard wordt eerst de natuurlijke drang naar visibiliteit bevredigd, zoals het nieuw geplande fantastische Zuidstation, wat leidt tot de wat ongelukkige uitspraak: “Het kan niet dat wat nu is voor de buitenlandse toeristen de eerste kennismaking is met ons land.” Bruxelles-Midi ligt inderdaad niet in de Avenue Louise …
Hoopgevend dan weer is de politieke interesse voor het woonprobleem en de dito consensus over de demografische druk: er komen tegen 2020 120.000 inwoners in het Brusselse Gewest bij, dat betekent dus 20.000 inwoners meer per jaar en daar moet iets aan gedaan worden, aan die 10.000 nieuwe woonbehoeften per jaar. Hierbij moet wel naïef verondersteld worden dat het huidige Brussels woonpatrimonium zowel kwantitief als kwalitatief op peil blijft, dus dat structureel gerenoveerd en gesaneerd zal worden om geen bestaande woningen te verliezen.
Vervoort pakt dit woonprobleem aan met tien grote projecten, van Heizel en NAVOsite over Reyerslaan en Josaphatsite tot Station-West en Kanaalzone. Ik tel maximaal 40.000 nieuwe woonunits bij elkaar en zeker niet tegen 2020. Ik stel vast dat die woningen steevast samen met kantoren en winkels worden opgetrokken. Ik vind bijna geen enkele allusie op sociale of betaalbare woningen of op huurwoningen. Ik lees dat bij gebrek aan publieke middelen beroep moet gedaan worden op private investeringen.
Kortom, de nieuwe woningen zullen quasi allemaal marktconform zijn. Het stedelijk bestuur vertrouwt erop dat marktconformiteit de motor zal zijn van het stedelijk wonen, waarbij het succes van het aanbod zal afgemeten worden aan de vraag van de hogere inkomens en de iconische middenklasse, terwijl het bestuur én de aanbieders graag vergeten dat de nieuwe bijkomende huishoudens niét marktconform zijn en een inkomen (ver) onder modaal hebben.
Bestuurders onderkennen wellicht de noodzaak aan brede actie maar missen elke sense of urgency. Bestuurders zouden moeten weten dat de Kanaalzone de helft van de nieuwkomers opvangt en dus niet in de eerste plaats geïnteresseerd is in een Museum voor Hedendaagse Kunst in de Citroëngarage. Bestuurders zouden moeten beseffen dat de demarcatielijn tussen arm en rijk alsmaar dikker wordt en dus niet weggeveegd wordt door projectontwikkeling, die geen stadsontwikkeling is. Bestuurders beweren dat in de stad voor iedereen een plek moet zijn maar rollen, wegens andere prioriteiten, de rode loper uit voor private investeringen, die per definitie niét voor iedereen zijn, noch kwantitatief noch kwalitatief.
Binnen die context moet ook de discussie rond de parking onder het Vossenplein in de Marollen bekeken worden. Omwille van een circulatieplan, dat de pretstad in het centrum meer expansie wil geven onder het mom van voetgangersvriendelijkheid, moet een simpele woonbuurt met een niet-marktconforme volksmarkt vechten voor wat respect en het eigen overleven. De stad is voor iedereen, maar niet iedereen is gelijk voor de stad, zou Orwell zeggen.
Hier kan tevens de brug gemaakt worden naar de nachtwinkeltaks in Antwerpen. De zogenaamd imagoverlagende winkels, waarbij een nachtwinkel gemakshalve eenzelfde veeg uit de pan krijgt als een wedkantoor of een pornoshop, moeten verbannen worden met een hoge starttaks en een jaarlijkse belasting. Zelfs de Antwerpse ondernemers laken deze veralgemenende bedreiging van het vrij ondernemerschap als een verkeerde remedie tegen punctuele overlast, malafide praktijken of onestetische vitrines.
Stadssocioloog Stijn Oosterlynck zegt in dit verband zeer relevante dingen, zoals ook Doug Saunders in ‘Arrival City’. De nachtwinkeltaks toont duidelijk de visie van blanke middenklassers aan. Die begrijpen niet dat die lage drempelwinkels een noodzaak zijn voor nieuwkomers, als bron van inkomsten voor wie geen plek krijgt op de reguliere arbeidsmarkt en als trefpunt voor doorverwijzing voor wie zijn weg nog moet zoeken. Bestuurders moeten daarom de problemen rond die winkels bestrijden in plaats van deze kwetsbare groepen dieper in de put te duwen vanuit een stigmatiserend oordeel over wie wel of niet het juiste imago heeft, over wie wel of niet marktconform is. Het is niet omdat blanke middenklassers het nut van deze winkels niet inzien of niet aangesproken worden door hun aanbod (hun studerende kinderen weten nochtans alle nachtwinkels in de stad liggen …) dat een stad alleen voor blanke middenklassers bedoeld is.
Zelfs als bestuurders niet overtuigd zouden zijn van de wenselijkheid van een stad, die voor iedereen is en die dus ook voor de niet-marktconformen moet gemaakt worden, dan nog moet de elementaire politieke beleefdheid opgebracht worden om geen stad te maken tégen de niet-marktconformen. Als we dit principe al niet meer kunnen afspreken …"