Tweewekelijks kruipt huiscolumnist Filip Canfyn in zijn pen voor Architectura.be en onderwerpt hij het architecturale reilen en zeilen aan een kritische blik in zijn column Steen&Been. In de aanloop naar het weekend van Allerheiligen en Allerzielen keert Canfyn terug in de tijd en kijkt hij terug op een filosofisch onderonsje dat hij een jaar geleden bijwoonde in het crematorium Uitzicht in Kortrijk.
"Mag ik nog eens zonder zak en as terugkeren naar het onvolprezen crematorium “Uitzicht” van Eduardo Souto de Moura in Kortrijk? De tijden van warme stilte of koude vergetelheid breken weer aan, het leven en de dood kruipen weer uit hun ast, de achteruitkijkspiegel wordt weer opgeblonken, het moet dus kunnen …
De brave (aller)zielen van “Uitzicht” bouwen in deze duistere dagen en in alle rust aan een mooie traditie, die halt wil houden bij de grote momenten van bestaan en niet-bestaan, als het ware tegen het mercantiele pomp(oen)euze Halloweengedoe in. Dit jaar monologeert Kurt Defrancq gepast op 31 oktober om 19 uur in de luisterrijke aula van het crematorium, vorig jaar kwamen een filosoof, een bisschop en een architect met een driedubbele tong van gedachten wisselen.
Ik noteerde toen dit in mijn trouw moleskientje.
"Een Bach op cello zet stemmig de toon. Dat hoort.
Veilig en warm zitten in een crematorium en rond een praattafel drie heren. Op een herfstnamiddag. Vallende bladeren en zo. Drie wijze heren: een filosoof, een bisschop en een architect. Om luidop na te denken over ruimte en verinnerlijking.
De filosoof doceert en citeert zichzelf in de knoop.
“Pure functionaliteit doet het niet.” “Sfeer is de weg naar waarheid.” “Als je er niet kunt over spreken moet je er over zwijgen.” “Eenvoud is nodig als cultureel redmiddel tegen de consumptiestress.” “Muziek is vandaag het belangrijkste religie-opwekkend instrument.”
Zijn geest raakt uiteindelijk in ademnood.
De bisschop dicteert en clicheert zichzelf in de war.
Hij verdwaalt als hij wil zalven zonder zijn klassiekers ‘god’ of ‘heilig’ in de mond te willen nemen. Schaamte wordt jeuk wanneer ‘religieus’ als water en wijn verandert in ‘kosmisch’, genre zonsopgang of bergtop. Wanneer een kruis overal thuis moet zijn als doorsnede van verticaal en horizontaal. Wanneer een zuivere ruimte de ogen moet zuigen naar een centrum, glasramen als decor, versnippering als verleiding, stilte als signaal. Dan ontstaat sacraliteit en blijft deze in de kleren hangen. En harmonie is een zegen.
Zijn ziel zoekt uiteindelijk een gps.
De architect deelt uit. Vrijuit.
Hij getuigt bescheiden. Hij vertelt over het ontwerpen van een abdij. Hij relativeert zichzelf als hij bekent dat niet een ruimte sacraal is, dat niet de architect een ruimte sacraal maakt maar dat alleen door de bouwheer en de gebruiker ruimten sacraal kunnen worden. Een architect moet met zijn voeten op de bodem van een ruimte blijven en alleen maar de bestaanswil en -reden van zijn opdrachtgever zoeken en vormgeven.
Hij biecht tevens op dat in zijn gesprekken met zijn cisterciënzerklanten het woord ‘sacraal’ zelfs nooit gevallen is. Alsof sacraliteit het eerste doel van een ruimte kan zijn. Godbetert.
Hij dreigt even filosofisch te worden als hij eenvoud samengeperste complexiteit noemt, als hij architectuur wil gebruiken om traagheid te beschermen, als hij stilte als soortelijk gewicht van een ruimte bestempelt. Hij komt weer terug naar moeder aarde als hij zegt: “Eenvoudig is niét leeg, niét simpel en zeker niet te verwarren met minimalistisch. Niet alles wat eenvoudig is is trouwens goed maar alles wat goed is is wellicht wel eenvoudig.” Niet elke boodschap moet blij zijn, juist mag ook eens.
Zijn hart klopt bewonderend.
De architect heette bOb Van Reeth. De anderen mochten vergeven worden."
Postscriptum.
We zijn een jaar verder, mOnument bOb is 71 geworden en ik moet vaststellen dat een uitgeschreven draaiboek voor zijn verbale memoires tot nu toe geen uitgever vindt. Vergankelijkheid werkt confronterend maar waardevolheid gaat intussen verloren. Voor altijd. Onomkeerbaar. Onherstelbaar. Welke uitgever voelt zich geroepen voor een tweede leven van onze eerste bouwmeester? Zo’n ziener weet mij wel wonen."