In de krant Bruzz las huiscolumnist Filip Canfyn een interessante discussie over het Boudewijngebouw in Brussel-Noord dat nu al afgebroken wordt. "Laten we het belang van de stad, de omgeving, de samenleving, de mensen prioriteit geven en niet het belang van het gebouw zelf of de architectuurgeschiedenis of de nostalgie of de orthodoxie", pleit hij. "Kan een gebouw soms niet beter verdwijnen als op dezelfde plek heel wat (broodnodige betaalbare) woningen kunnen gebouwd worden?"
Steven van Garsse zet in zijn edito voor hoofdstadkrant Bruzz (13.10.16.) een interessante discussie in. Hij stelt vast dat het banale Boudewijngebouw in Brussel-Noord (ja, die lelijke afgeknotte confituurpot zonder deksel) nu al afgebroken wordt (wegens afgeschreven na 27 jaar) en vervangen wordt door hogere, bijna nog stommere torens. Hij stelt vooral vast dat geen haan kraait naar deze door economische logica gedicteerde sloop maar “zodra er oudere gebouwen op het spel staan komt het protest snel op gang”. Hij verklaart deze (op het eerste zicht terechte) selectieve verontwaardiging rond afbraak vanuit een tegenreactie op de vernieling van patrimonium sinds de jaren zestig in ruil voor grijze kantoorgebouwen. Zo’n trauma wordt trouwens niet alleen in Brussel verwerkt en leidt niet alleen in Brussel tot een tegengestelde kramp. Vandaag mag het beleid wel transparanter overkomen en komen afbraakschandalen niet frequent meer voor maar toch heerst nu een heftig bewaar-alles-itis.
Steven van Garsse pleit er daarom voor om “weer met een ontspannen blik naar erfgoed te kijken en geval per geval de afweging te maken of dat behoud goed is voor de stad”. En dàt is nu eens een frisse insteek! Ja, laten we het belang van de stad, de omgeving, de samenleving, de mensen prioriteit geven en niet het belang van het gebouw zelf of de architectuurgeschiedenis of de nostalgie of de orthodoxie. Kan een gebouw soms niet beter verdwijnen als op dezelfde plek heel wat (broodnodige betaalbare) woningen kunnen gebouwd worden? “Het is een vraag, die misschien klinkt als een vloek in de kerk maar die een rationeel antwoord verdient, los van emotie en trauma’s”, besluit van Garsse.
Toeval of niet, in dezelfde krant zegt de verse Vlaamse Bouwmeester rake dingen over dezelfde topic. “Een gebouw sterft als het stopt met veranderen. (…) Als we te houterig omgaan met het verleden krijgen we momumenten van bordkarton waar niets meer mee gebeurt.” Leo Van Broeck opent de deur voor flexibele herbruik wanneer slopen te drastisch lijkt en niets doen per definitie onzinnig blijkt. Zo stelt hij voor het Justitiepaleis, dat verkommert en fortuinen kost, te redden door het te gebruiken als pleziertempel mét casino. “Maak er een geldmachine van en geef het terug aan het volk. De site is tenslotte gestolen van de Marollen.” En dàt is nu eens een frisse insteek!
Toeval of niet, in dezelfde week krijg ik van een oud-collega een spitante mail over dezelfde topic. Ik heb in deze kolommen al luid gehuild over de afbraakplannen voor het Stedelijk Zwembad in Oostende. Dit boeiend staaltje brutalisme van Felix-Tanghe tot betongruis vermalen ligt mij moeilijk maar eerlijk gezegd had ik ook niet onmiddellijk een intelligent alternatief. Die mail formuleert een meer dan redelijk herbruikvoorstel, dat belangrijk is voor de stad: “maak van het hoofdgebouw een volwaardig museum van de Oostendse wereldkunstenaars James Ensor en Léon Spilliaert en zet de koningin der badsteden op de internationale kunstkaart met een moderne Piscine à la Roubaix”. En dàt is nu eens een frisse insteek!