Huiscolumnist Filip Canfyn stelt zich deze week heel wat vragen bij het Über-fenomeen. "Heb ik het goed gelezen in de krant dat Über per dollar omzet één dollar verlies maakt? En dat het betrokken verlies dit jaar een slordige 1,27 miljard dollar bedraagt? En dat het gecumuleerd verlies 7 miljard dollar benadert? Terwijl de aandelenwaarde rond 65 miljard dollar draait? Heb ik dat goed gelezen?"
Normaal lig ik niet wakker van ballonnen, bubbels en beursoedemen maar in dit geval maak ik mij toch zwaar zorgen over de nevenschade van het Über-syndroom.
Über en consoorten roepen zich graag uit tot adepten van de modieuze deeleconomie, van de hippe sharing economy, maar blijken vooral ‘kappitalisten’, winstnemers, die hun app en hun vel duur verkopen aan gretige speculanten, die de hoop koesteren de nieuwe Facebook in hun portefeuille te krijgen. Kost wat kost.
Über zou zoveel verlies boeken omdat ze hun ontelbare chauffeurs in China een minimumloon bieden, louter en alleen om de lokale concurrentie weg te duwen. Dat niet-Über-chauffeurs hiervan de dupe zijn raakt geen koude kleren. Über is een platform, geen vzw.
In mijn zomerstad Lissabon rijden taxichauffeurs je overal rond voor een schamele vijf euro maar hoelang nog? Über steekt met amateurrijders de toeristenmarkt in zijn zak en de tuktuks laten studenten vlak naast de reguliere taxi’s klanten ronselen. Akkoord, iedereen mag zijn boterham verdienen, dus ook die amateurrijders en die studenten, maar daar gaat het niet om. Aan het einde van de rit, letterlijk dan, verdwijnt immers het verdiende loon niet in de portemonnee van de presteerders maar in de kassa van de app en de eigenaar van de tuktuks. Über is een procentennemer, geen werkgever.
Is zo’n deeleconomie à la Über het verdienmodel voor de toekomst? Ik vrees van niet.
Even terug naar Lissabon, arme hoofdstad van een land in crisis. Hier verliezen de broodnodige buurtwinkels hun plaats aan een netwerk van shops, gerund door Pakistani, die ook hard werken maar wel beleverd worden vanuit één keten, de Über van de kruideniers. Hier wordt niemand beter van op termijn, uitgezonderd de top van dit piramidespel met mensen.
Nog een voorbeeld. Airbnb wordt een onverbiddelijk gevaar voor mensen, die huren van een grote eigenaar. In de pittoreske Alfamawijk, de Marollen van Lissabon maar in het kwadraat en dertig jaar geleden, worden de bejaarde oorspronkelijke bewoners vervangen door bijdetijdse toeristen voor één nacht, die veel meer betalen dan die armlastige autochtonen maar die niet weten dat Alfama smal, steil en hobbelig is, dus autovrij. Met een rode kop en loodzwaar geworden bagage komen ze toe, na een vreselijke klim naar authenticiteit, in hun gedrongen en ovenwarm stulpje. Wie geen rode kop krijgt is de andere kant van de Airbnb-website, de Über van de kamerverhuurders. Ook hier wordt niemand beter van op termijn, uitgezonderd de laagfruitplukkers.
Deeleconomie wordt maar relevant en duurzaam als alle partners gelijkwaardig blijven en geen daden stellen, die de anderen benadelen of bedreigen. Wie beweert de deeleconomie te dienen om zelf mateloos te verdienen bedriegt de kluit twee maal: met zijn verhaal en met zijn kappitaal. Met de twee p’s van profiteren.