Onze huiscolumnist Filip Canfyn durft te wedden dat de titel van zijn column eerder als ‘iemeel’ dan als ‘eemaj’ zal gelezen worden. In elk geval wil hij onder die tweede noemer het niet onbekende verhaal over Le Creuset én Victor Horta ook eens vertellen (met dank aan Kim Clemens, Het Nieuwsblad, 09.11.24.).
Armand Desaegher, een Oudenaardse industrieel, begin vorige eeuw gespecialiseerd in gietijzer, trekt al eens naar het grote Brussel en ontmoet daar op een beurs Octave Aubecq, die een emailleerfabriek runt. Ze verenigen hun krachten en maken in 1925 een prototype van een revolutionaire stoofpot. Le Creuset, letterlijk ‘de smeltkroes’, is geboren: het gietijzer houdt de warmte vast, het email maakt de afwas makkelijk en wat kleur doet de rest. Honderd jaar later duurt het keukenplezier nog altijd.
Aubecq laat al vroeger Victor Horta het Hôtel met zijn eigen naam (1899-1904) ontwerpen maar moet zijn schitterende stek aan Ter Kamerenbos verlaten in datzelfde 1925 omdat de fabriek van Le Creuset in Fresnoy-le-Grand (tussen Cambrai en Saint-Quentin in Noord-Frankrijk) gebouwd wordt. Hôtel Aubecq wordt afgebroken in 1949. Een deel van de glasramen en het meubilair van Horta wordt gered door het Parijse Musée d’Orsay maar de stenen geveldelen liggen vandaag nog altijd in een Schaarbeekse loods te rotten.
Gaat er een belletje rinkelen? De ijzeren spanten van het Volkshuis van de Art Nouveau-architect, dat in 1965 gesloopt werd, hebben decennialang buiten mogen roesten en duiken in 2000 op als vernederde decorstukken in een feestzaal boven het Antwerpse Grand Café Horta. De 632 verkommerde gevelstukken van Hôtel Aubecq kunnen misschien ook daar hergebruikt worden om een reuzenbarbecue met gietijzeren tafels en geëmailleerde zithoeken ineen te knutselen…