Onze huiscolumnist Filip Canfyn wil het, om beleefd te kunnen blijven, niét hebben over de hypocriete COP in Bakoe maar blijft liever alhier haken in een elektrisch verleden om een energieke oproep te doen aan de ontelbare Architectura-lezers.
In 2006 maakte ik de zomerreeks ‘Merkwaardig Vlaanderen’ voor De Morgen, waarin ik wekelijks lokale ‘speciallekes’, die de zogenaamde ‘eigenheid, volksaard en ziel’ van onze gebouwde omgeving vorm geven, becommentarieerde. Ik had het onder meer over rotondekunst, baanwinkels, voortuinen en … elektriciteitshuisjes. Ik zag onlangs nog eens een merkwaardig exemplaar (een half villaatje) en ik kreeg weer zin in meer. Ja, ik wil mijn verzameling samen met jou aanvullen met meer stroomrariteiten maar eerst duid ik het fenomeen met citaten uit mijn ‘Reddy Kilowatt ingehuisd’ van 2006.
Vlaanderen staat vol met hoogspanningscabines, technische bolleboosjes, die zware stroom omzetten in bruikbare energie. Normaal worden deze machines groene stalen containertjes, die ‘en stoemelings’ uitgestrooid worden. Deze stiefmoederlijke behandeling van de bron van warmte, klaarheid en beweging, deze lethargische luiheid wordt echter op vele plaatsen gecounterd door het bouwen van een echt handwerkhuis, een gedegen residentie voor Reddy Kilowatt.
Het elektriciteitshuisje wordt dan tijdsgebonden. De smaak van het moment bepaalt het uitzicht van de cabine. Je hebt neogotische creaturen, modernistische versies, fermetteachtige klonen, villapogingen en zelfs sociale-wijk-varianten. Architectuur onder 220 volt moet blijkbaar kunnen.
De goegemeente moet zich trouwens geen zorgen maken want de meeste stroomhuisvesting volgt, als een volleerde Vlaming, de harmoniefilosofie: zo onopvallend mogelijk een plaatsje verwerven naast de echte woningen, zo onzichtbaar als het eigen product worden. Echter, zoals zwarte schapen in de kudde kan de autonome einzelgänger, de cabine met persoonlijkheid, karakter en exhibitionisme, zijn aanwezigheid in het landschap niet verbergen. ‘J’y suis, j’y reste’ wordt gesist via kabels naar niemandsland. Hoog-spannend.
De onvolprezen Marie-José Van Hee begon eigenlijk haar solocarrière (in 1982) met het ontwerp van een elektriciteitshuis in de historische wijk Prinsenhof in Gent. Inderdaad, een elektriciteitshuis, niet een achterafje. Deze woning pur sang wordt dan ook, met nadruk, opgenomen in haar residentieel oeuvre. Iets dat staat als een huis is uiteraard een huis.
Ken je ook een merkwaardig, tof, lelijk, (on)verantwoord, grappig, onbegrijpelijk, … elektriciteitshuisje in je buurt? Laat het mij weten! Neem een digitale foto van het schepsel, beschrijf goed de locatie en geef volmondig commentaar. Zet alles op een mail naar filip.canfyn@telenet.be. Ik kom hier later op terug, als jij maar vonken geeft.