Enkele weken terug keek huiscolumnist Filip Canfyn naar Zomergasten op VPRO, waarin de Amsterdamse burgemeester Eberhard van der Laan uitgebreid hulde bracht aan ene Jan Schaefer. "Toen kreeg ik een aha-erlebnis. Ik zat weer aan de keukentafel thuis in de jaren zeventig, waar mijn vader vaak vertelde over zijn impressionante ontmoetingen met een goedgevleesde brulboei in spijkerpak, die in Nederland het stedelijk beleid eigenhandig in een revolutionaire richting duwde."
Al van in vorige eeuw word ik begeesterd door ‘Zomergasten’, het VPRO-TV-icoon op zondagavond tijdens de vakantie, zeg maar het betere en vooral langere origineel van ‘Alleen Elvis blijft bestaan’ op Canvas. De laatste jaren neem ik het programma op: ofwel vertoef ik ergens ver weg ofwel vrees ik dat ik de rechtstreekse uitzending niet asociaal in één ruk kan uitkijken.
Enige weken geleden zat de nu al mythische Amsterdamse burgemeester in ‘Zomergasten’: Eberhard van der Laan, terminaal ziek maar nog altijd vechtend voor een samen levende samenleving in en buiten zijn stad. Deze lieve kordate man met een kerngezonde geest heeft een waardenpatroon, dat ik alleen maar kan onderlijnen, en die burgemeester bracht uitgebreid hulde aan ene Jan Schaefer.
Toen kreeg ik een aha-erlebnis. Ik zat weer aan de keukentafel thuis in de jaren zeventig, waar mijn vader vaak vertelde over zijn impressionante ontmoetingen met een goedgevleesde brulboei in spijkerpak, die in Nederland het stedelijk beleid eigenhandig in een revolutionaire richting duwde. Jan wie?
Jan Schaefer (Amsterdam, 1940-1994) is in de sixties een bolle banketbakker en buurtactivist, die hard werkt en praat. Zijn briljante maar cassante aanpak in Amsterdam wordt opgemerkt en dan gaat het hard: PvdA-parlementslid (1971-1973), staatssecretaris stadsvernieuwing (1973-1978), wethouder woonzaken en stadsvernieuwing Amsterdam (1978-1986). Op nog geen vijftien jaar tijd kan deze ongeschoolde bestuurlijke pionier van de wijk- en stadsrenovatie de basis leggen voor de ommekeer, waarvan het toen zieltogende Amsterdam vandaag nog altijd de vruchten (en de overlast) plukt. Hij gaat voor quick wins, tegen leegstand en speculatie in, maar legt ook een fundamentele denkbasis, die vertrekt van een opperste stedelijkheid: wie naar Almere en de buiten wil vertrekken houdt hij niet tegen door zijn stad minder stad te maken, neen, hij gaat voor de compacte en inclusieve stad avant la lettre, hij maakt een stad voor wie een stad wil. Bijna veertig jaar later blijft dit nog altijd een intelligent vertrekpunt.
Jan Schaefer is géén heilige. Hij schopt tegen schenen met zijn uiterst helder taalgebruik. Zo wordt hij berucht met quotes als “in gelul kan je niet wonen” of “is dit beleid of is hierover nagedacht?”. Hij wordt soms te machtsbewust, hij bezondigt zich aan onorthodoxe praktijken, hij rijdt al eens een scheve schaats. Hij is nog maar vijftig wanneer hij, uitgestoten door partij en politiek, na een niet-onbesproken leven aan een dubbele snelheid, ziek en verlaten wordt. Hij gaat snel achteruit en wordt nog sneller vergeten.
Dit jaar is een Schaefer-biografie van Louis Hoeks (uitgeverij AtlasContact) verschenen, die hem rehabiliteert en postuum erkent als een mijlpaalfiguur. De zachte ode van Eberhard van der Laan, een atypische burgemeester, voor het testament van een atypische staatssecretaris-wethouder bevestigt zijn ongekende belang en actuele relevantie voor de leefbaarheid van de stad in de Lage Landen. Warm aanbevolen. En dat van der Laan nog lang onder ons mag blijven. En ‘Zomergasten’ ook.