De eerste vrijdag van april zal mij lang bijblijven. Ik vertrek op kantoor, neem de metro en stap het Brusselse Zuidstation uit, op zijn fluitjes. Ik ga sunchen (souperen en lunchen samen) in de late namiddag, voor ik de trein richting huis slash paasreces neem, en mijn dag kan eigenlijk niet meer stuk. Tot ik merk dat in de Fonsnylaan de bulldozers weeral toegeslagen hebben en mijn Casa Dario met de grond gelijk gemaakt hebben. Ik sta stil, perplex, op memory lane.
Ik heb een handvol adresjes, waar ik al dertig tot veertig jaar met goesting (wat een toepasselijk woord!) ga eten. Casa Dario, ooit door Knack uitgeroepen tot beste tapasbar, was zo’n guilty pleasure dankzij een koppel uit Asturias, zij wat streng in de zaal, hij vooral toverend in de keuken. Aan de toog kon je magistraal geroosterde kippenvleugels met look, een mand brood en een goed glas rood binnenspelen, in het restaurant ging je zitten voor een dampende dagschotel, meestal een stoofpot genre fabada. Je kwam buiten met een glimlach op je gezicht en een beetje minder centen. Toch boerde het koppel goed. Ze lieten het grootste huis van hun geboortedorp bouwen. Ik ben daar nog met mijn ganse gezin schitterend op vakantie geweest. En die Casa Dario is nu bittere geschiedenis.
Ik stap verder naar mijn eetplek, honderd meter verder: Athènes, een Grieks huis van vertrouwen sinds vijftig jaar, waar ik 80% van meegemaakt heb. Mijn het-kan-niet-op-mood heeft een deuk gekregen. Ik denk aan mijn andere lievelingskeukens. Zoals Gülhan, het Turkse pide-paleis in de Sleepstraat, waar ik sinds hun eerste dag kom toen ik nog in Gent woonde. Of zoals Las Manas aan de konaainepaaip in Antwerpen, waar ik grootvader én vader én zoon verrukkelijke Gallicische happen zag en zie opdienen. In mijn hoofd breng ik een culinaire ode aan de rode draad van deze adresjes: het opdienen van eenvoudig maar hartelijk armemenseneten met een brede Mediterrane toets. Hier kan je altijd alleen, met familie of met kennissen aanschuiven, je wordt genereus voorzien van versheid, terroir en traditie, op grootmoeders wijze maar zonder nostalgische bijsmaak. Hier eten gaat over een eerlijkheid en een betaalbaarheid, die zich ver houden van pretentie en kunstmatigheid. Ik heb het geluk gehad ook in de sterrenrestaurants te mogen vertoeven maar dat hoeft voor mij niet meer. Met de sloop van Casa Dario is wel mijn eigen simpele Karmeliet verwoest.
Toch laat ik mij die vrijdagnamiddag met volle teugen vergasten op lekkere Griekse vrijgevigheid. De glazen wijn helpen mij de tristesse verdrijven. Les excuses sont faites pour s’en servir. Zelfbediening, zoals in de keuken van Athènes.