Verschoning maar het wordt zeer ernstig dit keer. Ik zal immers drie stukken uit ‘DIS-COUNT’ (A+ 269), in casu, ‘Shopping Towns Belgium’ (Janina Gosseye & Tom Avermaete), ‘De gijzeling van de openbare ruimte?’ (Gérald Ledent) en ‘Uplace of Shopping K? Nee, bedankt’ (Gideon Boie), eigenzinnig samplen tot een herkenbaar tragisch verhaal.
Ooit dreven we handel buiten, op straten en pleinen, in de publieke ruimte. Om ons wat te beschermen tegen te goed of te slecht weer vonden we de galerijen tussen buiten en buiten uit: overdekte straten achter markante gevels, die zich inschreven in de looplijnen van de stad. Vervolgens zorgden de warenhuizen voor een revolutie: de buitenkant was wel nog stedelijk en attractief maar de winkelstraat liep dood.
De overtreffende trap van dit gesloten geprivatiseerde concept werd het winkelcentrum, dat een andere werkelijkheid beloofde binnen een betekenis- en contextloze buitenkant, volgens de door vastgoedspelers ontwikkelde Amerikaanse modellen van de jaren zestig. In Genk (1968) en Waregem (1978) werden nog binnenstedelijke indoorenclaves gebouwd maar de suburbane varianten kregen meer succes: Woluwe (1968), Anderlecht (1972), Sint-Niklaas (1972), Kortrijk-Kuurne (1973), …
De homo shoppiens haakte af omdat non-plaatsen zonder link met het lokale of het buitenklimaat, valse want geprivatiseerde publieke ruimte en monofunctionaliteit uiteindelijk saai worden.
Deze handelswijze met gaandeweg een negatieve impact op binnenstad en omgeving zag haar aantrekkingskracht tanen. De homo shoppiens haakte af omdat non-plaatsen zonder link met het lokale of het buitenklimaat, valse want geprivatiseerde publieke ruimte en monofunctionaliteit uiteindelijk saai worden. Toch duurde het tot het begin van deze eeuw voor ernstig werk gemaakt werd van pogingen om het winkelen en consumeren kost wat kost te redden. Alternatief 1, de ondertussen overbekende Uplace-doctrine, behield de voorstedelijkheid maar wou zichzelf verkopen met beleving en cultuur als meerwaarden. Tevergeefs tot nu toe. Alternatief 2, de K-doctrine, leek meer kans te maken, hoewel …
De K in Kortrijk, een binnenstedelijk winkelcomplex naar een ontwerp van Robbrecht & Daem, mag dan wel in architectuurkringen scoren, het blijft een retaildenkoefening van projectontwikkelaars. Dit betekent dat wat gepromoot wordt als een duurzame motor voor stedelijke transitie noch verhindert noch uitsluit dat de stad verder vermarkt wordt, dat architectuurkwaliteit louter als verzachtende maatregel of als glijmiddel voor die vermarkting gebezigd wordt, dat dit deel van de stad een gecontroleerde zone wordt, waar niet-consumenten zich niet welkom mogen voelen en waar de looplijnen na de sluitingsuren afgesneden worden, dat de nietsontziende concurrentieslag tussen het binnenstedelijke winkelapparaat en het parasiterende winkelcentrum blijft. De K ervaart intussen meer en meer aan de lijve wat leegstand wil zeggen en heeft feitelijk nooit als stedelijke stimulans gefunctioneerd. Dat is niet goed. Los van oorzaak, reden of schuld, zo’n kapitaalsintensieve grap kan binnenkort een luxueuze stadskanker worden, met zeker één verliezer: de stad. Het zal de shopper wellicht worst wezen.