Huiscolumnist Filip Canfyn moest onlangs in T. voor een cultureel hooggeschoold publiek een lezing geven over stad en niet-stad. "Zalige mensen, warme ontvangst, daar niet van maar T. lag me toch wat minder..."
Het deed mij raar in een centrumstad aan te komen, met de trein uit Brussel, in een station met slechts twee sporen. Ik stapte op spoor 2 uit en moest honderd meter door diepe plassen waden, de overweg nemen en nog eens tweehonderd meter lopen om aan het feitelijke station en dus beschutting tegen de regen te raken. ’s Avonds vertelde de directeur van De Warande, de gastheer, dat die twee sporen net buiten het station één spoor worden zodat, wanneer iemand zich wanhopig voor de locomotief werpt, het volledige treinverkeer naar en uit de Kempen platligt.
T. werd die avond, in privégesprekken, door ingewijden beschreven als iets wat ik een variante op Menen, Ronse en Tienen samen zou noemen. Voorzichtig werden termen als marginalisering en verkleuring in de mond genomen. Het leek op de duur zelfs geen toeval meer dat de plaatselijke fastfoodspecialiteit ‘kapsalon’ (ik verzin dit niet) heet: een laag frieten, een laag pitavlees, een laag saus en een laag kaas on top, waarna de ganse zwerk onder de grill geschoven wordt.
Geen wonder dat mijn lezing niet echt in goede aarde viel, zeker niet bij de zich aangesproken voelende stadsbestuurders. Ik heb enorm veel respect voor ware stadsbestuurders want van hun bestuur hangt af of de stad inderdaad de motor van een duurzame ruimtelijke ordening wordt. T. heeft echter de stadsbestuurders van bijna elke Vlaamse centrumstad: bestuurders met schrik van de stad.
T. wil eigenlijk een overmeten dorp blijven, met gezelligheid en kleinschaligheid als leidraad, om toch maar de maatschappelijke vraagstukken rond compactering, diversiteit, demografie, mobiliteit, dus rond stedelijkheid uit de weg te kunnen gaan. Voor zo’n bestuur betekent besturen pappen en nathouden, iedereen maar vooral de consument tevreden stellen, lijdzaam toekijken hoe de dorpen en kleinsteden in de omtrek ambitieus blijven groeien, natuurlijk in een blankere context en dankzij de nodige bedrijfswagens om de trein overbodig te maken.
T. en elke centrumstad vandaag zouden zich beter met de juiste vragen bezig houden, zeker als voorbereiding op de nakende verkiezingen. Wat moeten we doen om tegen pakweg 2030, tien jaar voor de fameuze betonstop, zo intelligent mogelijk minimum 25% meer bewoners in onze stad correct te huisvesten? Hoe kunnen we bijdragen aan de gezonde verstedelijking van verkavelingsvlaanderen? Hoe genezen we van de schrik om écht stad te worden?