Onze huiscolumnist Filip Canfyn heeft nog maar net in de column ‘Frank Lloyd Wrong’ bericht over de ondragelijke zwaarheid van het bestaan van architect Frank Lloyd Wright of hij maakt alles weer juist met de hulp van een inspirerende Marc Didden en zijn warm mijmerboek ‘Een redelijk leven’.
Frank Lloyd Wright (1867-1959) en Marc Didden (1949) hebben op het eerste zicht weinig met elkaar gemeen, tot de laatste de eerste alle eer aandoet met een stukje in zijn recente boek ‘Een redelijk leven’, waarin hij rijkelijk hulde brengt aan al zijn invloeden, vrienden, voorbeelden en momenten van hemelse inspiratie. Op pagina 171 van dit warm mijmerboek, een gezellig lunapark voor slow readers, vertelt hij onder de titel ‘Frank Lloyd Wright’ dat zijn diepste kinderdroom “de wereld veranderen door hem te verbouwen” was. Op school werd hem die studiekeuze stellig afgeraden omdat hij een slechte bouwmeester zou zijn: hij kon niet tekenen en nog minder rekenen.
Zo’n interesse verdwijnt uiteraard nooit, getuigt hij: “Mijn respect voor grote architecten blijft onverminderd gelden”. Wanneer hij een stadstrip inplant informeert hij zich altijd “over wat oude meesters en nieuwe jonge goden daar neergepoot hebben". Hij doet dit eigenlijk uit frustratie wegens het gebrek aan iconische gebouwen in zijn eigen Brussel, dat niet verder raakt dan het bizarre Atomium en het ontoegankelijke Stoclet.
“Dit allemaal om u te zeggen dat mijn favoriete architect een Amerikaan is over wie ik voor het eerst hoorde in het gelijknamige lied van Simon & Garfunkel dat ‘Frank Lloyd Wright’ heet. Ik heb ooit een bedevaart ondernomen naar Oak Park in Illinois om er rond te lopen tussen de talrijke huizen die Wright daar neerzette, en er in zijn eigen woonhuis plaats te nemen op een stoel die hijzelf ontworpen had en gelijkgestemden tegen te komen en samen met hen de ‘ooh’s’ en ‘aah’s’ uit te stoten die passen bij zoveel uitgepuurde schoonheid. Als u ooit in Los Angeles komt, wijk dan even van uw weg af en vindt het Hollyhock House in East Hollywood. U zult geen andere argumentatie nodig hebben voor de stelling dat architectuur misschien wel de hoogste kunstvorm is en de goede architect misschien wel de grootste kunstenaar.”
Het toeval wil dat ik mijn vorige column ook al met een verwijzing naar het Hollyhock House beëindigde. Voor de rest vind ik die écht Hollywoodiaanse villa van Frank Lloyd Wright helemaal niet behorend tot zijn sterkste werk (ik blijf beleefd eufemistisch) en durf ik die stelling wel eens hardnekkig in twijfel trekken. De goede Didden zelf gun ik daarentegen álle voordeel van de twijfel.