Steen & Been: Groen lachen

Onze huiscolumnist Filip Canfyn heeft al meermaals zijn bezorgdheid geuit over het gebrek aan ’sense of urgency’ rond integrale duurzaamheid. Ontwerpers, aannemers, ontwikkelaars en huishoudens denken al snel goed bezig te zijn. Nu laat een starchitect pur sang zich zelfs een groene pionier noemen.

De Morgen schrijft niet alleen HLN over maar recycleert ook een stuk uit Financial Times (08.05.22.) onder de titel ‘Lord Norman Foster – Pionier van de groene architectuur’.  Als ik aan Foster denk, denk ik niet aan groen. Je kan veel zeggen van hem maar groen? Als Foster groen is, dan is iedereen groen en die opluchting werkt wellicht heilzaam.

Foster kan hoogstens doorgaan voor een late roeping. Op zijn 86ste verklaart hij: “Je droomt altijd van iets wat onmogelijk is. Het ontwerpproces is een eindeloze zoektocht naar perfectie, dus de stad zou een plek zijn waar er synergie bestaat tussen onze levensstijl en ons afval dat niet op de vuilnisbelt terechtkomt, maar verwerkt wordt om energie op te wekken of om een ander product van te maken, zoals meststof. De stad zou niet alleen beter functioneren, maar ook meer kunnen doen met minder.” Hij droomt ook van “veranderingen in mobiliteit en de manier waarop we gebouwen gebruiken: de nutteloze parkeergarage kan een stadsboerderij worden waardoor de stadsbewoners minder water en meststoffen hoeven te gebruiken en hun ecologische voetafdruk kunnen verkleinen. Overbodige kantoorgebouwen kunnen we herbestemmen als woningen voor mensen met essentiële beroepen, die nu naar de voorstedelijke rand zijn verdreven.” Het borstgeklop wordt blijkbaar toch te veel voor de journalist want die merkt op dat deze visie in tegenspraak lijkt met The Whiteley, het nieuwste project van Foster in Londen, dat 1 miljard pond kost. Whiteleys, in 1911 een van de eerste luxewarenhuizen, wordt omgebouwd tot hotel, wellnesscentrum, winkels en chique appartementen. Foster verdedigt zich en noemt The Whiteley een gerecycleerd gebouw én het toppunt van duurzaamheid, omdat een element uit het verleden een nieuw leven krijgt.

Daar word ik treurig en kwaad om. Als het louter herbruiken van een gebouw al als duurzaam mag geroemd worden, los van de functies en de doelgroepen (de essentiële beroepen kunnen er niet wonen maar moeten er wel werken …), dan is iedereen inderdaad goed bezig. En die zelfbegoocheling van architecten, die nog dieper leeft bij aannemers en ontwikkelaars, als ik hun discours op congressen moet geloven, bestaat ook bij huishoudens, die na het isoleren en het met zonnepanelen bekleden van hun dak denken future proof te zijn en een A-label te verdienen. Intussen grijnzen twee SUV’s op de oprit van hun viergevelwoning te lande genoegzaam.

En ja, waarom wordt Foster toch als groene pionier betiteld? “We realiseerden al gezonde, ademende gebouwen in de jaren zeventig en ze staan er nog.” Tja.

 

PS

Er wordt weer steen en been geklaagd over droogte en waterstanden. Mag ik verwijzen naar mijn column ‘Waterziek’ (03.06.20.) van net geen twee jaar geleden en samen met jullie en Marc Dillen vaststellen dat volhard wordt in de domme koppigheid?

Deel dit artikel:
Onze partners