Onze huiscolumnist Filip Canfyn vertelt een verhaal, dat meandert als een onzichtbare draad, lopend van Devos-Lemmens over Graham Bell naar Jacques Brel. Een zonneslag?
Ik lees in de krant over de geschiedenis van Devos-Lemmens, de sauzengigant. Alles begint in 1886 met een slagerij van meneer Devos en mevrouw Lemmens in de Haantjeslei in Antwerpen. De Haantjeslei? Daar leeft nog zo’n smakelijk monument: de stokerij van de lekker ouderwetse Elixir d’Anvers van de familie De Beukelaer sinds 1863. Meer nog, ikzelf heb nog gebouwd in de Haantjeslei: de Zuidervelodroom (een knipoog naar de vroegere wielerpiste aldaar), een stedelijk woonproject met Driesen-Meersman-Thomaes als architecten. Ik werkte toen als directeur projectontwikkeling bij Vooruitzicht, die de grond aan de Haantjeslei verworven had als appendix van de Bell-toren, het latere administratieve hart van de Stad Antwerpen. De nazaten van Bell, Alcatel, verhuisden immers van het Francis Wellesplein, op een zucht van de Haantjeslei, naar een onvriendelijke monoliet op het Kievitplein aan het Centraal Station.
Hugo Van Kuyck (1902-1975), ingenieur, architect (leerling van Horta) en nog veel meer, werkt tussen 1951 en 1955 aan de Bell-toren, zowat zijn frivoolste ontwerp. Zijn oeuvre is immers eerder streng en strak. Al vroeg in zijn loopbaan tekent hij voor sociale huisvesting op Luchtbal in Antwerpen en Renaat Braem gruwt zo van de doodse soberheid dat hij het Kiel nog meer glazen gevels en dus licht geeft.
Architect Hugo bouwt tussen 1954 en 1957 een van de eerste Brusselse wolkenkrabbers (volgens Belgische normen), de toren van Prévoyance Sociale (ja, die met de kerstboom in december) in de Koningsstraat, hij maakt vanaf 1955 de eerste schetsen voor het Rijksadministratief Centrum wat verderop en ontwerpt met Léon Stynen de Financietoren (uitgevoerd vanaf 1968) ertussen. In de jaren zestig scherpt hij vooral het potlood voor rechttoerechtaankantoren (in Gent, Brussel en Antwerpen) van grote internationale bedrijven, zoals Esso, Pfizer, Procter&Gamble, … Kortom, hij inspireert onbewust wat later op het Kievitplein onbarmhartig neergepoot wordt.
Van Kuyck laat nog een ander werkstuk na: de Askoy II, een yacht. Hij bouwt dit stalen schip in 1960 en de boot wordt later verkocht aan ene Jacques Brel, die ermee koers zet naar de Markiezeneilanden. De Arkoy dreigt na de dood van de beroemdste chansonnier te verdrinken in de eeuwige jachtvelden van de zee. Gelukkig kunnen de Blankenbergse Wittevriongel-broers, die ook al ‘zorgen’ voor een grote hand van Leopold II, het schip redden en bergen om het naar onze kust te slepen. Na bijna tien jaar geduldige restauratie moet de Askoy binnenkort weer het ruime sop kunnen kiezen.
Leve de Haantjeslei!