Onze huiscolumnist Filip Canfyn leest de pageturner ‘De havermelkelite – Hoe de nieuwe yup de stad onherkenbaar verandert’ van Jonas Kooyman (Das Mag, 2024). Het beeld van Amsterdam nu maakt hem bezorgd over een vergelijkbare evolutie in onze steden.
Ik kan de kritiek van filosoof Ignaas Devisch (De Standaard, 03.08.24.) volgen (te veel observatie, te weinig onderbouwing) maar ‘De havermelkelite’ moet toch de ogen openen. Het neologisme van Jonas Kooyman (vernoemd naar het in koffiebars modieus vervangen van koesap door een vegetarische variante) verwijst naar progressieve, hooggeschoolde, stedelijke middenklassers tussen 20 en 39 jaar. Ze resideren in opgeknapte woningen in ex-volksbuurten, ze hebben beroepen, die twee generaties geleden nog niet bestonden, en ze werken zich de pleuris om hun huur, hypotheek én esbattementen te betalen. De gewoon modale inkomens onder hen, de ‘streefklassers’, hebben geen werkzekerheid, kunnen niet sparen, leven in angst om op de sociale ladder te dalen en maskeren die vrees met een consumptiegedrag, dat een geslaagd middenklasseleven wil suggereren. De bovenmodale inkomens, de ‘henry’s’ (high earners, not rich yet), hebben wel centen genoeg maar halen nauwelijks het einde van de maand door nog meer statusverhogende consumptie.
Dit alles ruikt naar après-nous-le-déluge, onder begeleiding van Titanicviolen. Havermelkers willen een vermeende rijkdom stedelijk etaleren maar blijven banaal omdat hun budget eindig is. Ze dwepen met ambachtelijkheid en authenticiteit maar krijgen ook de bijnaam ‘yogasnuivers’: in de week ultragezond leven (fitness! zuurdesembrood!) maar in het weekend heftig feesten (alcohol! drugs!). Ze laten hun trendy leven dicteren door smartphones, sociale media, apps, algoritmes, die alle steden bovendien op elkaar doen lijken. Deze monocultuur dankzij Instagram veroorzaakt een sprinkhaangedrag: in zwermen op het volgende hotspot afvliegen na de vorige kaalgevreten achtergelaten te hebben. De stad zelf wordt junkfood, een consumeerbare wegwerpervaring.
"Havermelkers willen een vermeende rijkdom stedelijk etaleren maar blijven banaal omdat hun budget eindig is. Ze dwepen met ambachtelijkheid en authenticiteit maar krijgen ook de bijnaam ‘yogasnuivers’: in de week ultragezond leven (fitness! zuurdesembrood!) maar in het weekend heftig feesten (alcohol! drugs!)."
De havermelkers krijgen het meer en meer voor het zeggen in die stad. De écht hoge inkomens beschermen intussen zichzelf. Waar ze zich vroeger terugtrokken in villa’s ver weg van de stad, laten ze zich nu de verticale gated communities (de torens en blokken vol luxevastgoed) welgevallen en maken ze hun eigen stad-in-de stad, zonder drukte, viezigheid, lawaai, diversiteit. Ze kiezen zelf voor geïsoleerd worden van de samenleving, voor een suburbane, homogene en veilige illusie.
De grootste slachtoffers van deze stedelijke omwenteling zijn uiteraard, naast de creatievelingen zónder centen (Richard Florida ten spijt), de lage inkomens, die moeten overleven binnen een toenemende ongelijkheid, met een gestage onmogelijkheid om aan een treffelijke betaalbare woning te raken.
Ignaas Devisch stelt de vraag: “Is de impact van de havermelkelite reëel?” Ik vrees, op termijn, van wel maar ik onderschrijf ook een andere conclusie van Jonas Kooyman: de havermelkelite is eigenlijk slechts het voetvolk van de gentrificatie, die geleid wordt door de échte elite, in casu, de politici, de projectonwikkelaars en de grote bedrijven.