Onze huiscolumnist Filip Canfyn wil net voor het zomerreces nog eens een homp zelfverklaarde architectuur fileren. Hij haalt zelfs een vlijmscherp keukenmes boven om een schabouwelijk gezwel weg te snijden. Woordelijk dan toch.
Op een rustige zondagmorgen mijn wagen aan het Warandepark in Brussel gestald, rechtsaf gedraaid, de steile trap genomen met breedhoekzicht op de fiere stadhuistoren, opgetogen dalend wegens een middag ravissante Raveel, tot vlak naast de Bozar van Victor Horta die opgeblazen buil opdoemt, die betonwitte negenoog, die gespannen blaar: de bijna op te leveren BNP Paribas Fortis-hoofdzetel. Wat een pompeuze lelijkheid! (Ik heb het natuurlijk enkel over de gevel, het volume, de verschijning in de straat, maar die zijn zo opdringerig erg dat de ingewanden mij zelfs niet meer interesseren.)
Ik heb jaren geleden een reeks voor De Morgen gemaakt over de lelijkste gebouwen in Vlaanderen maar dit scrabreus gedrocht speelt nog een klasse lager. Zelfs de papperige buik van een Duitse vijftiger aan een Benidorms strand oogt appetijtelijker. Deze bancaire aanslag op een (hoog)waardig stuk stad, van Centraal Station tot Kunstberg, zou stante pede naar de Noordwijk, het reservaat van mercantiele banaliteit, moeten verbannen worden.
Ik vernoem bewust geen architecten (en het gaat dit keer niet over Calatrava …) omdat hun toerekeningsvatbaarheid in twijfel mag getrokken worden en omdat ze niet àlle schuld dragen. Er moeten immers twéé vragen gesteld worden. Primo, de vraag van de schande: wie bedenkt dit? Secundo, de vraag van het schandaal: wie vergunt dit?
Over dit verdriet van Brussel heb ik al een column gepleegd: ‘Victorie Horta’ (19.03.19.). Op basis van de toenmalige ontwerptekeningen had ik het over “imperialistische architectuur naast een fijnzinnig monument” en “een stempel op een boeiende brok Brussel”. Ik besloot met: “Ik hoop voor Brussel en Victor Horta dat ik later moet bekennen dat deze column er helemaal naast zat.” Ik beken dus helemaal niets. Integendeel. Zum kotzen, zou zelfs die Duitser onwelvoeglijk zeggen.