Onze huiscolumnist Filip Canfyn drukt hieronder zijn introspeech af, die hij gaf als dagvoorzitter van het dit jaar digitale ‘Stedelijk Transformatie Platform’ (22 april 2021) voor een publiek van ontwikkelaars, architecten en overheden.
Met alles wat we zeggen en doen rond de stad maken we de facto een keuze, impliciet of expliciet, pro de inclusieve of pro de exclusieve stad.
Bij elke stedelijke ingreep van een publieke of private actor, bij elke stedelijke doelstelling, bij elke stedelijke ambitie moet daarom de vraag gesteld worden of hiermee de inclusieve dan wel de exclusieve stad gediend wordt.
Een klassieke definitie van het begrip ‘inclusieve stad’ is ‘een stad, die voor iedereen geschikt is om te wonen, te werken, te leven’.
Exclusief verwijst dan weer naar uitsluitend. Úitsluitend als het adjectief, dat zegt ‘dit en die niet’. Discriminerend-selectief dus. Uitslùitend ook als het bijwoord, dat zegt ‘alleen dit en die’. Elitair-selectief dus.
Inclusief zou dan ínsluitend moeten betekenen. Jammer, want insluiten suggereert ook een beperkend kader. Betere synoniemen zijn daarom genereus, open, maximaal.
Een stad bestaat vandaag uit een meerderheid van minderheden, met ongelijkheid in haar neutrale betekenis als vaststaand gegeven. Ongelijke huishoudtypes, generaties, woonvoorkeuren, leefstijlen, budgetten en zelfs vormen van stedelijke participatie.
Een inclusieve stad gaat maximaal in op die ongelijke minderheden, niet zozeer vanuit een moraliteit of ideologie maar veeleer vanuit het inzicht dat inclusiviteit een maatschappelijke en stedelijke noodzaak is, een conditio sine qua non voor de economische en sociale leefbaarheid van de stad, een systemisch bewijs van stedelijke geschiktheid.
Exclusief klinkt meer als minimaal. Gelimiteerde minderheden uitkiezen als doelgroep. Van sommige stedelingen klanten maken. Losse beslissingen wel of niet nemen, losse opties wel of niet kiezen, zonder zich rekenschap te geven van de neveneffecten voor de stad. Exclusief ruikt naar makkelijk en maakt de overheid en de markt lui, onzorgvuldig en onvoorzichtig.
Inclusief en exclusief gaan dus in essentie niet over dat misbruikte epitheton ‘diversiteit’, waarbij iedereen in een egelstelling verdwijnt want uitspraken doen over kleur, religie en inkomen is nooit goed voor ‘de perceptie’, ‘de politiek’ en ‘de commerce’. Ondertussen doet de exclusiviteit stilzwijgend haar werk en wordt vergeten dat ‘met meer samenleven’ conflictlozer kan zijn dan ‘conflicten willen vermijden door met minder te willen samenleven’.
Ik pleit, voor zover nog niet duidelijk, voor een inclusieve stad omdat een exclusieve stad op termijn onleefbaar wordt, ook voor hen, die mordicus een exclusieve stad willen. Onleefbaar, onhaalbaar, onbetaalbaar. Met eigenlijk twee ongewenste gevolgen voor de exclusiviteitsprofeten.
Eén. Een stad heeft twee historische functies: primo, rijkdom en macht verenigen en uitstralen, secundo, werk en onderdak bieden aan wie wil overleven dankzij die macht en die rijkdom. Hoe meer bovenkant, hoe meer onderkant. Hoe meer nieuwbouwstedelingen, hoe meer kandidaten voor goedkoop huren. Hoe exclusiever, hoe drukker.
Twee. De duale exclusieve stad, met een glazen plafond en een glazen vloer, duwt de middenlaag, de modale inkomens weg. De exclusieve stad organiseert haar eigen stadsvlucht. De middenlaag kan zich geen nieuwbouw meer veroorloven, kan niet meer huren op een schaarstemarkt, kan geen eengezinswoning meer vinden. En weg zijn ze, de rondkomers en de vooruitkomers, omdat de stad niet inclusief is.
Zeer recent onderzoek over de corona-impact toont aan dat huurders van bescheiden appartementen in een centrumstad de grootste slachtoffers werden. Zij ervaren de betalingsmoeilijkheden want ze zijn oververtegenwoordigd in de zwaarst getroffen economische sectoren, zij ervaren de beperktheid van hun woonruimte aan de lijve. Ondertussen, in dezelfde periode, is opnieuw de rentevoet gedaald, de schaarste toegenomen en het grondenopbod voortgezet. Met telkens prijsstijgingen tot gevolg. Met andere woorden, de woonbetaalbaarheid is nog verder de verkeerde richting uitgegaan. De exclusieve stad holt haarzelf uit.
Een inclusieve stad baseert zich op 5 B’s: betaalbaarheid, beschikbaarheid, bezorgdheid, batigheid en bestuurbaarheid. Een inclusieve stad is daarom een business opportunity met een maatschappelijke meerwaarde, een inclusieve stad wordt daarom een city-as-a-service, een tijdsrobuuste en renderende oplossing, die zowel een marktmodel als een beleidsmissie in de praktijk brengt. Een inclusieve stad vist gewoonweg in een grotere vijver en dat getuigt van bestuurlijke intelligentie en zakelijk koopmanschap.