Onze huiscolumnist Filip Canfyn zat onlangs weer in New York. Hij heeft de indrukken ondertussen laten bezinken en voelt zich nu helemaal klaar om wat op papier te zetten. Een column dus.
Wie naar Manhattan trekt moet volgens de weekendbijlagen van kwaliteitskranten of andere middenklasseglossies zeker drie dingen gaan bekijken. Omwille van hun Instagramkwaliteiten, heet dat dan. Echter, wie, zoals ik, doet wat de tijdsgeest predikt voelt zich achteraf uiterst misleid en vooral bekocht.
Neem nu dat Whitney-museum (2015) van Renzo Piano, ooit nog de big boy van Beaubourg. Van buitenuit fotogeniek aan de voet van de High Line, het stedelijke wonderwandelpark, maar binnenin tegenvallend zoals een plastieken worstje in een kartonnen broodje. Deze lege doos alias privé-museum, die aan puissante industriëlen en vastgoedtycoons meer dan 400 miljoen dollar kostte, heeft achter zijn gevels geen bal karakter. Zou de architect het verkeerde programma van eisen meegekregen hebben? Met ‘museaal’ moet men niet overdrijven maar het mag toch iets architecturaler worden dan het interieur van mijn koelkast.
Of neem de Hudson Yards (2019). Bejubeld als kakelverse toeristische topper dankzij een Escheriaanse reuzentrap, de Vessel van de Britse designer Thomas Heatherwick, die ook voor de nieuwe Londense dubbeldekkers tekent. Wat blijkt? Neem die blinkende trap weg en je zit in een gigantische Noordwijk rond een winkelcentrum vol luxemerken. Deze zelfverklaarde hotspot lijkt op de natte nachtmerrie van een Paul Gheysens, die na zwaar doorzakken in Lower Manhattan in bed kruipt met de lokale geestesgenoten van een Michel Jaspers. Dit zielloos project gooit in vastgoedkringen wel hoge ogen omdat op deze vroegere logistiekterreinen geen grondrechten maar luchtrechten verkocht werden. Het resultaat is belachelijke kletskoek van zo hoog mogelijk, zo reflecterend mogelijk en zo banaal mogelijk. Gebakken luchtrechten dus.
En dan moet het ergste nog komen: het zoveelste kunstje van psychopaat Santiago Calatrava. Op de heilige bodem van het World Trade-drama mocht meneer een metrostation bouwen, de Oculus (2016), waarbij natuurlijk Calatraviaans gemorst werd (zie ook mijn column ‘Calatragedie’ van 21 maart 2016) met tijd (12 jaar werf!) en geld (4 miljard dollar of het dubbele van het budget!), allemaal voor amper 50.000 reizigers per dag (Gent-Sint-Pieters heeft er meer…). Hier worden de schaarse wandelaars en reizigers in de megalomane hall (uiteraard met shopping mall) platgewalst door mama-kijk-wat-ik-kan-geraaskal, dat evenveel met architectuur te maken heeft als astrologie met astronomie. Een architect kan niet ongeloofwaardiger worden.
Kortom: Instagram sucks.