Onze huiscolumnist Filip Canfyn heeft vorige week een algemeen beeld van Manhattan vandaag (geen relevant samenlevingsmodel maar een narcistische illusie) geschetst, deze week focust hij op de stedenbouw en architectuur aldaar.
In november 2019 hekelde ik in ‘Manman-hattan’ reeds de obeliskmanie op zakdoekpercelen. Die superhoge torens op relatief kleine lappen grond worden nu te pas en te pas, als betrof het een speelgoedrage, in de grond geheid, zonder zich iets aan te trekken van de locatie, de context, de omgevende morfologie. De obelisken bevestigen de oligarchie van de dollarstedenbouw en de objectarchitectuur, onder het motto “Ik ben hier, ik blijf hier en wie doet mij wat?”. Dollarstedenbouw misbruikt de stad, objectarchitectuur verraadt de stad maar beiden dicteren.
Ook de starchitects, met of zonder Pritzker, zelfs deze, die door de internationale smaakpolitie als grote geesten beschouwd worden, collaboreren en huilen graag mee met de wolven in het bos.
Twee columns geleden had ik het al over de scheve torens (One High Line) van BIG. Bjarke Ingels tekende ook voor Via 57 West. Wat qua concept, planorganisatie en originaliteit sterk werk lijkt, staat op een hoge dode cinemasokkel, in een treurige buurt, langs een randsnelweg. Deze ‘courtscraper’ (een BIG-neologisme wegens een binnentuin van 2.000 m²) staat er nog geen tien jaar maar oogt reeds vervuild en verouderd. Nu ja, alles is verkocht en de bemiddelde bewoners kunnen in hun eigen restaurant duur dineren zonder buiten te komen.
Good old Frank Gehry liet zich eveneens verleiden maar raakte niet verder dan een maniëristische pastiche van zijn eigen portfolio. Beekman Tower, aan de rand van Financial District, is en blijft een rechttoerechtaan-wolkenkrabber, waarop verfrommeld zilverpapier gekleefd werd. Hoe hoog kan men vallen?
Zelfs Herzog & de Meuron (Tate Modern! de Young Museum! Vogelneststadion!) verkochten een brok van hun ziel voor een handvol zilverlingen. Om maar zeker niet verdacht te worden van slechts een gewone skyscraper bedacht te hebben maakten ze van 56 Leonard Street in Tribeca een spielerei met megalegoblokken, die naar de top toe telkens een kwartslag draaien en uitkragen. Grappig? Neen, deze reus kijkt neer op de dwergen rond hem en wordt, zoals de andere voorbeelden, een gated community op zich, die als een gigantische middelvinger haar omgeving veracht.
Alle bewoners van die spektakels, die niets met essentiële stedenbouw en architectuur te maken hebben, weten alvast dat ook op hun oude dag hun elitaire gedrag kan verlengd worden. Niet ver van blaséwijk Hudson Yards staat een spuuglelijke toren met ‘luxury senior apartments’. Naam? Coterie! Coterie is niet alleen Westvlaams voor de bouwwoede in de achtertuin maar ook Engels voor incrowd, kliek, clubje van mensen die ‘anderen’ uitsluiten, zeg maar gated community. Nomen est omen. Manhattan est omen.