Onze huiscolumnist Filip Canfyn zit met een knoop in zijn hoofd na vier dagen Barcelona. Moet of mag een mens klagen wanneer hij in zijn comfortzone geplaagd wordt door een incident, dat zowel gerelativeerd als opgeblazen kan worden? Het dilemma van de cucaracha…
Vier dagen Barcelona, ik had nooit gedacht dat het er nog zou van komen. Vanaf 1980 een lievelingsstad, waar ik de begrippen ‘metamorfose’ en ‘transitie’ bijna live kan meemaken, waar ik poepsimpel lekker kan eten en drinken, waar ik de vitaliteit van het Catalaanse autonomisme kan voelen bruisen. Tot Barcelona, zoals Amsterdam, Lisboa, Brugge … slachtoffer wordt van het eigen succes: een al te populaire bestemming voor fast tourism, een citytriphit, een van-vrijdagavond-tot-zondagavond-feestadres, een gehyptet doel voor shoppers en foodies, een Airbnb-garage. Barcelona hoeft voor mij niet meer, tot mijn geliefde mij overhaalt om op rustigere winterdagen toch nog eens te gaan kijken of het allemaal wel zo erg is.
Het valt dik mee. Tof hotel in de Barri Gotic, vlakbij de kathedraal, goede schoenen mee, zestien graden warmer dan bij ons en wandelen maar. Het is inderdaad relatief rustig als we de Ramblas en de goudhaantjes dankzij Gaudi, het Parc Guëll en de Sagrada Familia, mijden. We ademen volmondig de stad in en laten ons beheerst verdwalen in de vele buurten en tijdsgeesten. Ik verzoen me weer met de verloren zoon.
Er moet ook af en toe gegeten en gedronken worden. Ik nodig mijn geliefde uit in een klassieker, Los Caracoles, dat het Catalaanse midden houdt tussen een gemene toeristenval in de Brusselse Beenhouwerstraat en een authentieke trattoria in de Romeinse Trasteverewijk. Hier kom ik al veertig jaar, met mijn gezin, met vrienden en alleen. Kortom, een huis van vertrouwen, waar deftig gekookt en ontkurkt wordt, goed voor een prettige en smakelijke avond. Tot het hoofdgerecht opgediend wordt en ik op de wand voor mij een gigantische kakkerlak zie kruipen. La cucaracha! Ik wijs de Manuel-from-Barcelona-van-dienst op dit onhygiënische ondier. Hij vangt kwiek het vermaledijde beest in zijn servet en legt zijn wijsvinger op zijn lippen om impliciet te vragen hier geen verdere ruchtbaarheid aan te geven. Mijn geliefde eet niet meer, wat later betaal ik en wég sfeer.
Na weken spookt dit verhaal nog altijd door mijn hoofd. Och ja, een kakkerlak en dan? Wie op restaurant kan gaan mag zich toch niet alles veroorloven en moet toch tegen een stootje kunnen? Akkoord. Alhoewel. Wat mij het meest stoort zijn de arrogante nonchalance en het laffe stilzwijgen van die Manuel. Kakkerlakken vertellen dat er iets ernstigs scheelt, zeker in een restaurant. Dan passen wel eens een woordje uitleg of een beleefd excuus om klanten gerust te stellen, een glas wijn of een kop koffie om klanten tevreden te houden. In Los Caracoles niets van dit. Heeft die ober zijn baas dúrven vertellen wat hij betrapt heeft? Beslist hij zelf te zwijgen of moet hij zwijgen van hogerhand? Is het probleem intern bekend maar reeds zo groot dat alleen zwijgen vermijdt dat de zaak moet sluiten? Zijn wij zelf medeplichtig door ons schuldig verzuim, door ons eigen stilzwijgen? Of moeten wij onze eerstewereldproblemen dan toch op de sociale media gooien?
Ik heb Barcelona weer gevonden maar die kakkerkollen zijn mij voor altijd kwijt.